We zien dus dat op dit moment een loontrekkende van 42 jaar met een huidig salaris van minder dan € 4,300 per maand tussen de 44% en 59% van het pensioen financiert dat hij vanaf zijn 67e zal ontvangen. Voor een loontrekkende die een salaris van 5,900 € per maand ontvangt varieert dit tussen de 60% en 72% van zijn pensioen.
Door de wettelijke minimumpensioenen te verhogen zonder de financieringswijze van de wettelijke pensioenen te herzien, financieren de werknemers met de laagste pensioenen een percentage dat verhoudingsgewijs lager is dan het huidige percentage.
Bovendien moet de financiering van de pensioenen gerealiseerd worden uit andere bronnen van inkomsten dan de sociale zekerheidsbijdragen die worden geheven op de lonen van de betrokken werknemers. Deze conclusie geldt voor zowel de lagere als de hogere salarisschijven, aangezien deze tussen 74% en 82% van hun totale pensioen financieren, afhankelijk van de gekozen vervangingsratio.
Concreet betekent dit dat hoewel de aanvullende pensioenregelingen genieten van een fiscaal voordeel, hun bestaan het enerzijds mogelijk maakt een vervangingsratio te bereiken die niet zou worden bereikt enkel en alleen door het wettelijke pensioen. Daarbovenop laat het ook toe om een groter deel van dit wettelijk pensioen te financieren.
Voor deze illustratieve voorbeelden werd er geen rekening gehouden met salarisstijging naast inflatie: als het salaris sneller stijgt dan het wettelijk pensioenplafond, zullen de vervangingsratio’s van het wettelijk pensioen lager zijn terwijl de financiering ervan toeneemt.