10 minuten 15 dec. 2021

Welk deel is ten laste van de werknemer en zijn werkgever?

Op welk pensioen hebben loontrekkenden recht?

Door Cécile Van Huffel

EY België Financial Services Actuarial Employee Benefits Partner

Actuarieel overleg en auditondersteuning bij pensioenen en personeelsbeloningen. Verantwoordelijk voor projectmanagement. Spreker bij workshops en seminars.

10 minuten 15 dec. 2021

Welk deel is ten laste van de werknemer en zijn werkgever?

  • Hoeveel bedraagt het wettelijk pensioen dat aan werknemers wordt aangeboden op basis van hun salaris?
  • Welke bijdrage zou, in een aanvullend pensioenplan, noodzakelijk zijn om een vooropgesteld doel te bereiken?

Het is duidelijk dat het pensioen, zowel het wettelijk als aanvullend, een onderwerp is dat veel inkt doet vloeien in België. Onlangs werden de eerste indicaties van een « nieuwe » pensioenhervorming, waarvan de presentatie aan de ministerraad gepland is voor december 2021, als een ommekeer gezien. Op 29 augustus 2021 werd een koninklijk besluit gepubliceerd  dat wijzigingen doorvoerde inzake het salarisplafond dat gebruikt wordt bij de berekening van het wettelijk pensioen voor werknemers tot 2024. Vervolgens zou deze hervorming een impact kunnen hebben op niet alleen het bedrag van de pensioenuitkeringen en hun vorm van betaling, maar ook op hun fiscale behandeling.

Het is noodzakelijk om het onderwerp pensioenen en hun financiering in de juiste context te plaatsen. Uiteraard wordt de overweging van de pensioenprestatie in zijn geheel - ongeacht de financieringsbron - bemoeilijkt door de verschillende pensioenstelsels die in België bestaan. We zullen echter eerst proberen om een objectieve vergelijking te maken van de hoogte van het wettelijk pensioen, de zogenaamde eerste pensioenpijler, aangeboden aan loontrekkenden in functie van hun salaris. In een tweede stap zullen we onderzoeken welke bijdrage nodig zou zijn in een aanvullend pensioenplan om een vooraf bepaalde doelstelling, uitgedrukt in functie van het laatste salaris van de loontrekkende, te bereiken. Dit stelt ons in staat om de aangeboden voordelen voor iedereen in evenwicht te brengen in functie van het salarisniveau.

Om de verschillende situaties te analyseren, zullen we enkele illustratieve voorbeelden bekijken, evenals een reeks assumpties die nodig zijn voor de berekening van pensioenprojecties1. De vermelde cijfers houden geen rekening met alle mogelijke werknemersprofielen en –situaties.

Hoe verhoudt het wettelijk pensioen zich tot het laatste ontvangen salaris?

We nemen het voorbeeld van een alleenstaande loontrekkende van 43 jaar met een gemiddeld brutoloon van 3,600 € per maand. We definiëren de « vervangingsratio » als de verhouding van het bruto wettelijk pensioen ten opzichte van het laatste brutoloon. Voor een volledige loopbaan van 45 jaar zou deze vervangingsratio - of VVR - ongeveer 58% bedragen. Wetende dat het pensioen gedefinieerd is om een 60% doelstelling te bereiken, zit deze persoon heel dicht bij het mogelijke maximum.

Bruto maandsalaris 2021 Vervangingsratio (VVR) van het wettelijk pensioen
3,000 59%
3,300 59%
3,600 59%
3,900 59%
4,300 59%
4,800 58%
5,900 49%
7,000 42%

Afhankelijk van het aanvangssalaris in 2021, met toepassing van dezelfde assumpties, komt dit neer op hoe hoger het salaris, hoe lager de vervangingsratio.

Dit fenomeen wordt verklaard door het feit dat het wettelijk pensioen wordt bepaald op basis van een geplafonneerd loon.

Hoe hoger het salaris, hoe sneller het gelimiteerd wordt in de berekening van het wettelijk pensioen en dus hoe lager de vervangingsratio.

Hoe hoger het salaris, hoe uitgebreider de aanvullende pensioenregeling moet zijn

Om de vervangingsratio te verbeteren, heeft de staat jarenlang de tweede pensioenpijler, ofwel het aanvullend pensioen, in een fiscaal aantrekkelijk daglicht geplaatst.

In de rest van dit document zullen we ons concentreren op twee mogelijke objectieven wat betreft de vervangingsratio:

  • 60%, ofwel de initiële doelstelling van de eerste pensioenpijler,
  • 80%, de huidige maximumgrens voor de aftrekbaarheid van pensioenpremies in de tweede pijler.

Wat zou de minimale bijdrage, uitgedrukt in functie van het salaris, zijn om deze twee doelstellingen te halen?

Ook voor deze berekening zijn er een aantal assumpties vereist2. Daarnaast definieert de Wet op Aanvullende Pensioenen een minimumrendement van 1.75%. Dit rendement werd gebruikt als een return3 op de bijdragen van de tweede pensioenpijler, van toepassing over de volledige loopbaan (hier 45 jaar).

Bruto maandsalaris 2021 Premie vereist als een % van het salaris om een 60% VVR te bereiken Premie vereist als een % van het salaris om een 80% VVR te bereiken
3,000 0.58% 9.52%
3,300 0.58% 9.52%
3,600 0.58% 9.52%
3,900 0.58% 9.52%
4,300 0.58% 9.52%
4,800 1.03% 9.97%
5,900 4.70% 13.64%
7,000 8.18% 17.12%

Deze cijfers illustreren, hoe hoger het salaris, hoe aantrekkelijker de aanvullende pensioenregeling moet zijn om hetzelfde globale doel te bereiken. Uiteraard geldt ook: hoe hoger de vervangingsratio, hoe aantrekkelijker de aanvullende pensioenregeling zal moeten zijn.

Als de beoogde vervangingsratio is vastgesteld op 60%, zijn de bijdragen van de aanvullende pensioenregeling lager dan 1% van het salaris voor de lonen die het wettelijke pensioenplafond niet overstijgen.

Sociale zekerheidsbijdragen: wat is de impact op de financiering van het wettelijk pensioen?

Laten we nu een inschatting maken van de sociale zekerheidsbijdragen die tijdens de loopbaan zijn betaald, zowel door de werkgever als door de werknemer:

  • Voor de werknemer is het deel bestemd voor de financiering van de pensioenen gelijk aan 7.50% van het salaris
  • Voor de werkgever komt dit overeen met 8.86% van het salaris van de werknemer. Dit laatste percentage wordt zowel toegepast op het salaris van de werknemer als op de premies die de aanvullende pensioenregeling financieren.

Afhankelijk van de gewenste vervangingsratio financieren deze sociale zekerheidsbijdragen proportioneel een min of meer significant deel van het wettelijk pensioen van de gepensioneerde werknemer.

Als deze sociale zekerheidsbijdragen worden gekapitaliseerd aan een rendement van 0%4, verkrijgen we een financiering van het wettelijk pensioen variërend van 43% tot 63%. Een aanvullend pensioenplan opgezet door de werkgever financiert dus ook het wettelijk pensioen van de werknemer.

  Vervangingsratio vastgesteld op 60% Vervangingsratio vastgesteld op 80%
Bruto maandsalaris 2021 Vervangingsratio (VVR) van het wettelijk pensioen Benodigde premie in % van het salaris  Deel van het wettelijk pensioen gefinancierd door sociale zekerheids-bijdragen Benodigde premie in % van het salaris Deel van het wettelijk pensioen gefinancierd door sociale zekerheids-bijdragen
3,000 59% 0.58% 42% 9.52% 45%
3,300 59% 0.58% 42% 9.52% 45%
3,600 59% 0.58% 42% 9.52% 45%
3,900 59% 0.58% 42% 9.52% 45%
4,300 59% 0.58% 42% 9.52% 45%
4,800 58% 1.03% 43% 9.97% 45%
5,900 49% 4.70% 51% 13.64% 54%
7,000 42% 8.18% 62% 17.12% 65%

Voor een globale doelstelling van de vervangingsratio van respectievelijk 60% en 80% van het laatste salaris te bereiken, wordt de financiering van deze doelstelling steeds meer gedragen door de werknemer en zijn werkgever zodra het salaris stijgt en deze het wettelijk plafond overschrijdt.

  Aandeel van het totale pensioen gefinancierd door de werknemer en zijn werkgever
Bruto maandsalaris 2021 Vervangingsratio van 60% Vervangingsratio van 80%
3,000 44% 59%
3,300 44% 59%
3,600 44% 59%
3,900 44% 59%
4,300 44% 59%
4,800 45% 61%
5,900 60% 72%
7,000 74% 82%

We zien dus dat op dit moment een loontrekkende van 42 jaar met een huidig salaris van minder dan € 4,300 per maand tussen de 44% en 59% van het pensioen financiert dat hij vanaf zijn 67e zal ontvangen.  Voor een loontrekkende die een salaris van 5,900 € per maand ontvangt varieert dit tussen de 60% en 72% van zijn pensioen.

Door de wettelijke minimumpensioenen te verhogen zonder de financieringswijze van de wettelijke pensioenen te herzien, financieren de werknemers met de laagste pensioenen een percentage dat verhoudingsgewijs lager is dan het huidige percentage.

Bovendien moet de financiering van de pensioenen gerealiseerd worden uit andere bronnen van inkomsten dan de sociale zekerheidsbijdragen die worden geheven op de lonen van de betrokken werknemers. Deze conclusie geldt voor zowel de lagere als de hogere salarisschijven, aangezien deze tussen 74% en 82% van hun totale pensioen financieren, afhankelijk van de gekozen vervangingsratio.

Concreet betekent dit dat hoewel de aanvullende pensioenregelingen genieten van een fiscaal voordeel, hun bestaan het enerzijds mogelijk maakt een vervangingsratio te bereiken die niet zou worden bereikt enkel en alleen door het wettelijke pensioen. Daarbovenop laat het ook toe om een groter deel van dit wettelijk pensioen te financieren.

Voor deze illustratieve voorbeelden werd er geen rekening gehouden met salarisstijging naast inflatie: als het salaris sneller stijgt dan het wettelijk pensioenplafond, zullen de vervangingsratio’s van het wettelijk pensioen lager zijn terwijl de financiering ervan toeneemt.

Het wettelijk pensioen: wat is de vervangingsratio voor netto verloning?

De kwestie van de vervangingsratio’s kan ook rijzen met betrekking tot de netto verloning, aangezien salarissen en pensioenen momenteel niet op dezelfde manier belast worden.

Laten we dus de vervangingsratio van het wettelijk pensioen wat betreft netto verloning in acht nemen voor profielen die identiek zijn aan de vorige, en een identiek fiscaal beleid5.

  Vervangingsratio vastgesteld op 60% Vervangingsratio vastgesteld op 80%
Bruto maandsalaris 2021 Vervangingsratio (VVR) van het wettelijk pensioen Benodigde premie in % van het salaris  Deel van het wettelijk pensioen gefinancierd door sociale zekerheids-bijdragen Benodigde premie in % van het salaris Deel van het wettelijk pensioen gefinancierd door sociale zekerheids-bijdragen
3,000 80% 0.00% 42% 0.00% 42%
3,300 80% 0.00% 42% 0.09% 42%
3,600 78% 0.00% 42% 0.57% 42%
3,900 78% 0.00% 42% 0.79% 42%
4,300 77% 0.00% 42% 1.10% 42%
4,800 75% 0.00% 43% 1.54% 43%
5,900 67% 0.00% 50% 3.88% 51%
7,000 59% 0.40%
60% 5.93% 61%

We merken op dat het handhaven van een bepaalde vervangingsratio (60% of 80%) een lagere bijdrage aan een aanvullende pensioenregeling vereist. Het deel dat door de werknemer en zijn werkgever wordt gefinancierd heeft dus de neiging om af te nemen aangezien de totale pensioenuitkeringen in brutobedrag dalen.

We merken ook op dat geen van de beschouwde profielen hun pensioenuitkering volledig dekt, hoewel de werknemers in de hogere salarisschalen een volledige dekking naderen. Werknemers met de laagste lonen genieten van een vervangingsratio van het wettelijk pensioen van meer dan 75% van hun nettoloon, terwijl werknemers met de hoogste lonen een wettelijk pensioen genieten dat overeenkomt met een vervangingsinkomen dat gemiddeld bijna 60% bedraagt.

Er moet opgemerkt worden dat het bruto kapitaal opgebouwd door de aanvullende pensioenpremies sterk verschilt afhankelijk van het salarisprofiel. Zo zou voor een werknemer die een salaris van 3,300 € per maand ontvangt in 2021, het aanvullend pensioenkapitaal gelijk zijn aan een premie van 0.09% van het salaris, zijnde 2,900 €. Terwijl men om dezelfde doelstelling van 80% vervangingsratio te bereiken, een kapitaal van 72,000 € moet worden gefinancierd door een premie van 1.54% van het salaris gedurende de volledige loopbaan van de werknemer die een salaris van 4,800 € ontvangt.

Conclusie

Kunnen we daaruit concluderen dat het huidige systeem enerzijds rendabel is en anderzijds evenwichtig is tussen verschillende werknemersprofielen?

Uit de oefening blijkt dat om van een gelijkaardige vervangingsratio te genieten, werknemers met een hoog loon van een (soms) aanzienlijk aanvullend pensioenplan moeten genieten om zo te compenseren voor de salarisgrens die wordt gebruikt bij de berekening van het wettelijk pensioen.

Anderzijds, aangezien de financiering van het wettelijk pensioen door middel van sociale zekerheidsbijdragen niet gelimiteerd is, draagt de werknemer die een hoog salaris ontvangt proportioneel meer bij tot de financiering van zijn wettelijk pensioen, zonder het echter in zijn geheel te financieren. Om een vervangingsratio van 80% te bereiken, zal de werknemer ongeveer 82% van het wettelijk pensioen financieren als deze doelstelling wordt uitgedrukt in functie van het brutoloon, en ongeveer 72% van dit wettelijk pensioen indien de vervangingsratio wordt uitgedrukt in functie van het nettoloon.

Ten slotte nemen de vervangingsratio’s toe als ze worden uitgedrukt in functie van de netto verloning. Deze stijging is van groter belang voor lagere lonen waarvoor het wettelijk pensioen netto een ratio van bijna 80% bereikt, tegenover 59% voor de hoogste salarisschijf.

Het opzetten van een aanvullend pensioenplan is van cruciaal belang voor werknemers die een salaris ontvangen dat boven het wettelijk pensioenplafond uit stijgt en dat tegelijkertijd hun wettelijk pensioen financiert.


Voetnoten

[1] Jaarlijkse inflatie 2%, jaarlijkse salarisverhoging (inclusief inflatie) 2%, pensioenleeftijd 67, start loopbaan op 22-jarige leeftijd, rekening houdend met de wettelijke pensioenplafonds gepresenteerd op de website van FPD.

[2] In het bijzonder de omzettingscoëfficiënt van een kapitaal in een rente, hier berekend met MR/FR-5.

[3] Deze situatie veronderstelt dat de werknemer tijdens zijn loopbaan niet van werkgever verandert tot aan zijn pensioendatum.

[4] Aangezien de Belgische pensioenregeling op basis van een repartitiesysteem functioneert, lijkt het consistent en voorzichtig/prudent om aan te nemen dat deze bijdragen niet in financiële instrumenten zullen worden belegd. Het levert dus geen financieel rendement op.

[5] Hier wordt pensioenkapitaal belast in kapitaal en vervolgens omgezet in een rente, zonder extra belastingheffing. Het nettoloon is geschat op basis van de huidige roerende voorheffingstabellen, zonder rekening te houden met een eventuele vermindering die van toepassing is in de belastingaangifte.

Nieuwsbrieven EY België

Schrijf u in voor één van onze nieuwsbrieven en blijf op de hoogte van de nieuwste inzichten, events en meer.

Inschrijven

Samenvatting

Dit artikel bestudeert de kwestie van pensioenen en hun financiering. Het herziet het pensioenniveau op basis van het laatst ontvangen salaris en geeft een overzicht van de noodzakelijke bijdrage om het aanvullend pensioen te financieren op basis van verschillende factoren.

Over dit artikel

Door Cécile Van Huffel

EY België Financial Services Actuarial Employee Benefits Partner

Actuarieel overleg en auditondersteuning bij pensioenen en personeelsbeloningen. Verantwoordelijk voor projectmanagement. Spreker bij workshops en seminars.