Op 30 maart 2018 keurde het parlement de wetswijziging goed met betrekking tot de aanvullende pensioenen voor de publieke sector.
Verwacht wordt dat het aantal statutaire ambtenaren de komende jaren zal afnemen, met als gevolg een toenemend aandeel van contractuelen in de werknemerspopulatie. Contractuele ambtenaren hebben echter een lager wettelijke pensioen, waardoor voor hen het aanvullend pensioen meer belang heeft.
De wetswijziging van 30 maart heeft als doelstelling de lokale en provinciale overheden te stimuleren om een degelijke tweede pensioenpijler voor hun contractuele personeelsleden in te voeren. Dat is een aanvullend pensioenplan gefinancierd in de vorm van een groepsverzekering of pensioenfonds via de werkgever.
De nieuwe wetgeving verplicht overheden niet om zo een aanvullend pensioen te implementeren. Waarom is het toch belangrijk om actiever in te zetten op een tweede pensioenpijler voor contractuelen?
Pensioenverlies contractuelen compenseren
Aangezien de berekening voor beide statuten verschillend is en het wettelijk pensioen van een statutaire ambtenaar hoger uitvalt, is een contractuele arbeidsovereenkomst voor ambtenaren minder gunstig. Het verschil qua pensioen kan oplopen tot 30%.
Bovendien stipuleert de nieuwe wet dat contractuele ambtenaren, die vastbenoemd worden en vanaf dan onder het statutaire stelsel vallen, zoals tot voor kort, niet langer de contractuele dienstjaren kunnen laten meetellen voor hun pensioen als vastbenoemd personeelslid.