10 minuten leestijd 1 april 2022

Het realiseren van duurzaamheidsambities vraagt om grote investeringen. In dit artikel wordt gepleit voor het aanpassen van de ‘benefit toets’ waarbij de voordelen van ESG-doelen op milieu en samenleving worden erkend.

Een herbezinning op de benefit toets in transfer pricing: erkenning van het bredere ESG-belang

Door Danny Oosterhoff

EY Nederland Managing Partner Tax, Lid raad van bestuur van EY Nederland

Wereldwijd georiënteerd. Luistert en kijkt naar meerdere invalshoeken om tot oplossingen te komen. Legt graag de focus op de lange termijn, vanuit een breed perspectief en begrip voor belanghebbenden.

10 minuten leestijd 1 april 2022
Related topics Tax Duurzaamheid

Het realiseren van duurzaamheidsambities vraagt om grote investeringen. In dit artikel wordt gepleit voor het aanpassen van de ‘benefit toets’ waarbij de voordelen van ESG-doelen op milieu en samenleving worden erkend.

In het kort:

  • Steeds meer bedrijven nemen hun bedrijfsstrategie op de schop en wagen zich aan ingrijpende transformatietrajecten om hun nieuwe duurzaamheidsambities te realiseren. Toenemend bewustzijn en actiebereidheid op het gebied van ESG (Environmental, Social and Governance) en langetermijnwaardecreatie, zorgt voor een grote omwenteling in zowel de strategie als het gedrag van ondernemingen. De verwachting is dat deze ontwikkeling een steeds hogere vlucht zal nemen.
  • Het verwezenlijken van deze duurzaamheidsambities brengt aanzienlijke financiële kosten met zich mee. Zeker op de korte termijn zullen de financiële voordelen in een aantal gevallen niet opwegen tegen de kosten. De vraag is: wie moet deze kosten dragen? Om daarop antwoord te kunnen geven moeten we eerst een antwoord formuleren op de vraag: wie profiteert van de transitie naar duurzaamheidsdoelen zoals klimaatneutraliteit?
  • Dit artikel pleit voor een heroverweging van de benefit toets waarbij de impact van ESG-doelen op onze planeet worden erkend. 
(Chapter breaker)
1

Hoofdstuk 1

Duurzaamheid

Bedrijven stellen steeds vaker ambitieuze duurzaamheids- of bredere ESG-doelstellingen vast.

Duurzaamheid en langetermijnwaarde zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. ESG staat voor Environmental, Social and Governance en verwijst naar de drie belangrijkste factoren voor het meten van de duurzaamheid en ethische impact van een investering in een bedrijf.

De meeste verantwoordelijke investeerders leggen hun investeringen in bedrijven langs de ESG-meetlat. Dit doen zij niet alleen om het gedrag van bedrijven te beoordelen, maar ook om hun toekomstige financiële prestaties te bepalen. Hoewel ESG-cijfers geen algemeen onderdeel uitmaken van de verplichte financiële verslaglegging, worden ze door bedrijven steeds vaker opgenomen in hun jaarverslag of in een apart duurzaamheidsverslag. Dit zal in de toekomst alleen nog maar toenemen aangezien de nieuwe Europese richtlijnen omtrent niet-financiële verslaggeving niet lang meer op zich laten wachten.

Wat houden de afzonderlijke ESG-factoren in:

Environmental: de impact van een bedrijf (of overheid) op klimaatverandering, onder andere berekend aan de hand van broeikasgasemissies, afvalbeheer, uitputting van hulpbronnen, ontbossing en energie-efficiëntie. Gezien de gevolgen van de opwarming van de aarde is vermindering van CO2-uitstoot zowel voor bedrijven als voor overheden van cruciaal belang.

Social: sociale aspecten die het spectrum van de mensenrechten bestrijken in de breedste zin van het woord: arbeidsvoorwaarden in de toeleveringsketen, blootstelling aan illegale kinderarbeid, en meer voor de hand liggende kwesties, zoals naleving van de ARBO-voorschriften. Ook integratie en de bijdrage aan lokale gemeenschappen zijn belangrijke sociale aspecten.

Governance: deze factor heeft betrekking op regels en principes met betrekking tot de onderlinge rechten, verantwoordelijkheden en verwachtingen van de verschillende stakeholders in het bestuur van vennootschappen en speelt een belangrijke rol bij de ondersteuning van de langetermijnstrategie. Een welomschreven corporate governance systeem kan worden gebruikt om de onderlinge belangen van stakeholders af te wegen en op elkaar af te stemmen. Onder de governance factor vallen onder andere: de fiscale strategie van het bedrijf, beloning van het management, houding ten opzichte van donaties en politieke lobby activiteiten, fraude en omkoping, ethisch beleid, diversiteit (in de bestuurskamer) en algehele inclusiviteit.

Bedrijven stellen steeds vaker ambitieuze duurzaamheids- of bredere ESG-doelen vast, niet alleen omdat ze het belang ervan inzien voor hun medewerkers, klanten en investeerders, maar ook vanwege de druk die de overheid en regelgevende instanties uitoefenen.

(Chapter breaker)
2

Hoofdstuk 2

De (alternatieve) kosten van ESG

Vanuit het perspectief van winstallocatie of transfer pricing rijst de vraagt hoe binnen de multinationale onderneming met ESG-uitgaven moet worden omgegaan.

In de afgelopen jaren is ESG steeds hoger op de agenda gekomen bij verschillende stakeholders. Voor consumenten, overheden en investeerders wordt het steeds belangrijker om te weten hoe bedrijven omgaan met zaken als milieuvervuiling, maatschappelijke verantwoordelijkheid, mensenrechten en diversiteit.

Hoewel het belangrijk is dat bedrijven inzien wat de negatieve gevolgen zijn wanneer zij ESG negeren in hun strategische besluitvorming, neemt dit niet weg dat de uitvoering en naleving van ambitieuze ESG-normen aanzienlijke kosten met zich meebrengen, zeker op de korte termijn.

Het is moeilijk in te schatten om wat voor bedragen het gaat, maar het is verstandig om ervan uit te gaan dat ambitieuze ESG-doelstellingen gepaard gaan met een hoog kostenpeil. In een artikel in The Economist werd een kostencalculatie gemaakt om de volledige CO2-voetafdruk van een bedrijf door te rekenen. Uitgedrukt in een percentage van de jaaromzet zou het naar schatting gaan om ongeveer 0,4%.Voor veel bedrijven is dit een aanzienlijk aandeel van de winst en dan hebben we het nog maar over één aspect van slechts één ESG-factor. Vanuit kostenoogpunt is het belangrijk om een afweging te maken tussen de noodzakelijke uitgaven en mogelijke verliezen door het negeren of verwaarlozen van ESG-factoren. Van een werkelijke keuze is echter geen sprake meer. Het klimaat kan niet langer wachten. Bij bedrijven ontstaat het besef dat ze het zich niet kunnen veroorloven om ESG-factoren buiten hun algehele bedrijfsstrategie te houden. De alternatieve kosten zijn te hoog om te negeren, en dat begint steeds meer door te dringen bij de stakeholders die instrumenteel zijn bij het perspectief rond langetermijnwaarde.

Multinationals nemen belangrijke besluiten over strategische ESG-keuzen en de ontwikkeling van het bijbehorende transformatietraject, meestal op het hoofdkantoor. Datzelfde geldt voor de meeste besluiten over initiële investeringen en de onderliggende kosten. Voor bepaalde aspecten, zoals verandering van het energiegebruik/-verbruik, zouden ingrijpende investeringen ook kunnen worden besloten op locaties waar bedrijven gebruikmaken van kapitaalintensieve activa, zoals productiefaciliteiten.

De vraag rijst hoe met ESG-kosten moet worden omgegaan vanuit het perspectief van winstallocatie of transfer pricing. De behandeling van ESG-kosten of -investeringen is niet iets dat op lokaal of internationaal niveau vanuit fiscaal oogpunt specifiek gereguleerd is.

(Chapter breaker)
3

Hoofdstuk 3

De OESO-richtlijnen voor transfer pricing

Het is wenselijk dat er richtlijnen komen om te voorkomen dat ESG-investeringen resulteren in dubbele belastingheffing.

Op 20 januari 2022 publiceerde de OESO de aangepaste richtlijnen voor transfer pricing voor multinationals en belastingdiensten 2022 (Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises en Tax Administration). De OESO-richtlijnen zijn niet werkelijk gewijzigd, maar enkel aangepast om de delen die in voorgaande jaren waren toegevoegd beter te laten aansluiten bij de totale inhoud. Een gedeelte dat sinds de OESO-richtlijnen uit 1995 niet (wezenlijk) is veranderd is sectie 7, die gaat over intragroepsdiensten (met uitzondering van de opneming van het concept zogenoemde low-value adding diensten ofwel diensten met een marginaal toevoegende waarde, dat grotendeels de vereenvoudiging van een bepaalde subcategorie diensten betreft). Dit betekent dat het concept van de benefit toets sinds 1995 niet is gewijzigd. Deze toets bepaalt of kosten in rekening kunnen worden gebracht voor intragroepsactiviteiten. De benefit toets wordt als volgt gedefinieerd:2

Conform het arm’s length-beginsel hangt de vraag of er een intragroepsdienst is geleverd wanneer een activiteit wordt uitgeoefend ten gunste van een of meerdere leden van de groep door een ander lid van de groep, af van het feit of de activiteit een respectievelijk lid van de groep economische waarde of handelswaarde oplevert die zijn handelspositie verbetert of in stand houdt.

In combinatie met het volgende:

Dit kan worden vastgesteld door na te gaan of een onafhankelijke onderneming in vergelijkbare omstandigheden bereid zou zijn geweest om voor de activiteit te betalen wanneer deze door een onafhankelijke onderneming voor haar zou zijn verricht, of de activiteit intern voor zichzelf zou hebben uitgevoerd. Als het geen activiteit is waarvoor het onafhankelijke bedrijf bereid zou zijn geweest te betalen, of die het bedrijf voor zichzelf zou hebben willen uitvoeren, dan zou de activiteit volgens het arm’s length-beginsel normaliter niet als een intragroepsdienst moeten worden beschouwd.

In de praktijk betekent dit dat als een activiteit niet als een intragroepsdienst wordt beschouwd, de onderliggende kosten van het verrichten van deze activiteit niet kunnen worden doorbelast volgens het arm’s length-beginsel. Dergelijke kosten moeten dan lokaal worden gedragen of worden doorbelast aan de uiteindelijke aandeelhouder van het concern. Deze kosten ontstaan ook vaak op hoofdkantoorniveau. Vele bedrijven hebben in de praktijk wereldwijd ervaren dat de benefit toets vaak uiterst kritisch wordt toegepast in landen waar de kosten aan lokale entiteiten worden doorbelast.

Het is niet makkelijk een verband te leggen tussen investeringen in ESG waartoe op centraal niveau is besloten, en diensten waarvoor “een onafhankelijke onderneming in vergelijkbare omstandigheden voor zou hebben willen betalen” in combinatie met het idee dat deze dienst het “lid van de groep economische of handelswaarde” oplevert. Helemaal niet gezien de vrij nauwe interpretatie van de benefit toets.

Daarnaast is ook duidelijk dat ESG-gerelateerde activiteiten niet zomaar binnen de categorie vallen van activiteiten die marginaal waarde toevoegen. Deze activiteiten worden vaak in sterke mate gekoppeld aan de strategische en kernactiviteiten van de multinationale onderneming als geheel. De leidraad voor activiteiten met beperkt toegevoegde waarde en de onderliggende vereenvoudigde methode voor beantwoording aan de benefit toets was met name gericht op ondersteuning van activiteiten die geen integraal onderdeel zijn van de kernactiviteiten van multinationale ondernemingen.

Buiten de leidraad voor intragroepsdiensten, en mogelijke cost sharing of cost contribution principes, ondersteunt het arm’s length-beginsel het doorbelasten en/of delen van de kosten in verband met ESG-investeringen helaas niet. Hierdoor bestaat het risico dat ESG-investeringen aanleiding geven tot dubbele belastingheffing vanwege niet-aftrekbaarheid. Een mogelijke oplossing is het herdefiniëren van benefit toets om ruimte te scheppen voor de unieke aspecten van ESG-investeringen.

(Chapter breaker)
4

Hoofdstuk 4

Een herbezinning op de benefit toets: erkenning van het duurzaamheidsbelang

Het raamwerk voor het toewijzen van kosten met betrekking tot duurzame langetermijndoelen en ESG-investeringen vereist een andere kijk op de benefit toets.

Met name met betrekking tot ESG zou het mogelijk moeten zijn om de onderliggende activiteiten te benoemen en mogelijk zelfs een afzonderlijke categorie ‘’ESG-diensten” op te nemen. Het is goed om te erkennen dat de voordelen van het realiseren van ESG-ambities breder zijn dan specifieke langetermijnwaardedoelen van bedrijven, maar dat gerealiseerde ambities het milieu en de samenleving als geheel ten goede moeten komen. Deze bredere voordelen worden in de huidige maatschappij ook gezien als een voorwaarde voor een duurzame bedrijfsvoering. Met dit als uitgangspunt zou het mogelijk moeten zijn een en ander specifiek vast te leggen in de definitie van de benefit toets voor (specifieke) ESG-investeringen.

Op basis hiervan wordt het makkelijker om de bevestiging te krijgen dat de onderliggende kosten mogen worden doorbelast binnen een multinationale onderneming. Het spreekt vanzelf dat bij een indirecte methode voor het doorbelasten van kosten bedrijven nog altijd de juiste verdeelsleutels moeten vinden. Binnen de structuur van de huidige OESO-richtlijnen bestaat er echter voldoende flexibiliteit om passende verdeelsleutels vast te stellen.

Beargumenteerd kan worden dat het specifiek koppelen van ESG-kosten aan de definitie van de benefit toets leidt tot meer interpretatieruimte omtrent de kostenclassificatie. Maar omdat we afstevenen op algemene rapportagenormen voor ESG, zal er veel meer duidelijkheid komen over de aspecten die daarbij aandacht moeten krijgen. Zo heeft de IFRS Foundation de oprichting van de International Sustainability Standards Board (ISSB) aangekondigd, terwijl de Europese Commissie (EC) een voorstel heeft goedgekeurd voor een richtlijn duurzaamheidsrapportage voor bedrijven (Corporate Sustainability Reporting Directive). Vandaar dat dit het juiste moment is voor een aangepaste transfer pricing leidraad, die bedrijven de juiste grondslag biedt voor de wijze waarop zij binnen hun organisatie moeten omgaan met de kosten van ESG. Eén mogelijke route is de invoering van ‘safe harbour’ bepalingen voor bepaalde ESG-activiteiten die geacht worden aan de normen van de benefit toets te voldoen.

De voordelen van ESG-criteria zijn duidelijk en aantoonbaar. Wat de internationale fiscaliteit nodig heeft is één extra stap om dit tot uiting te laten komen in de benefit toets, met een eerlijke grondslag voor de toerekening van onderliggende kosten binnen een multinationale onderneming op basis van algemeen geaccepteerde regels en principes.

  • Bronnen

    ¹ How do you make your company carbon-neutral? The Economist, gepubliceerd op 10 november 2020.

    ² Paragraaf 7.6 van de OESO Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations, editie 2022.

Samenvatting

Het realiseren van duurzaamheidsambities vraagt om grote investeringen. Zeker op de korte termijn zullen de financiële voordelen in een aantal gevallen niet opwegen tegen de kosten. De vraag is: wie moet deze kosten dragen? Om daarop antwoord te kunnen geven moeten we eerst een antwoord formuleren op de vraag: wie profiteert van de transitie naar duurzaamheidsdoelen zoals klimaatneutraliteit? Dit artikel pleit voor een heroverweging van de benefit toets waarbij, in het kader van transfer pricing, de impact van ESG-doelen op onze planeet worden erkend.

Over dit artikel

Door Danny Oosterhoff

EY Nederland Managing Partner Tax, Lid raad van bestuur van EY Nederland

Wereldwijd georiënteerd. Luistert en kijkt naar meerdere invalshoeken om tot oplossingen te komen. Legt graag de focus op de lange termijn, vanuit een breed perspectief en begrip voor belanghebbenden.

Related topics Tax Duurzaamheid