Op de laatste werkdag voor kerst is een nieuw besluit gepubliceerd over de allocatie van ontslagvergoedingen in internationaal verband. Deze aanpassing volgt op het arrest van de Hoge Raad van 14 oktober 2022 waarin de Hoge Raad oordeelde over de beperkte toepassing van nieuw OESO-commentaar op eerder gesloten belastingverdragen.
Het nieuwe besluit vervangt het eerdere besluit over dit onderwerp van 25 januari 2022. Hierin werd voor de allocatie van ontslagvergoedingen in verdragssituaties aansluiting gezocht bij het OESO-commentaar op art. 15 van het OESO-modelverdrag van 15 juli 2014. In navolging op bovengenoemd arrest van de Hoge Raad van 14 oktober 2022 stelt het nieuwe besluit de allocatie van de ontslagvergoeding afhankelijk van de datum waarop het toepasselijk belastingverdrag is ondertekend.
• Voor belastingverdragen die vóór 15 juli 2014 zijn ondertekend, wordt een ontslagvergoeding toegerekend op basis van de zogenoemde ‘4+ methode’, die op 11 juni 2004 door de Hoge Raad is geformuleerd.
• Voor belastingverdragen die na 15 juli 2014 zijn ondertekend is het OESO-commentaar van die datum leidend.
Bovenstaande kan anders zijn als in het toepasselijk belastingverdrag specifieke bepalingen zijn opgenomen over de toepassing van OESO-commentaar bij de interpretatie van het verdrag.
Belastingverdragen pre—15 juli 2014
Op belastingverdragen die zijn gesloten vóór het OESO-commentaar van 15 juli 2014, is dit OESO-commentaar in beginsel niet van toepassing op de allocatie van ontslagvergoedingen. In die gevallen wordt teruggevallen op de 4+ methode, op grond waarvan de allocatie wordt bepaald op basis van de verdeling van het heffingsrecht over het salaris in het ontslagjaar en de vier daaraan voorafgaande kalenderjaren. Hierbij moet wel onderscheid worden gemaakt tussen de zuivere ontslagvergoeding enerzijds, en andere componenten zoals de verrekening van verlofdagen of de uitkering van opgebouwd vakantiegeld anderzijds. In die laatste gevallen verschilt het OESO-commentaar niet wezenlijk van de eerdere allocatierichtlijnen van de Hoge Raad in de arresten van 11 juni 2004.
Bij de allocatie conform de 4+ methode is nadrukkelijk van belang of de ontslagvergoeding ten laste komt van een werkgever of vaste inrichting in de verdragsstaat.
Belastingverdragen post—15 juli 2014
Bij OESO-conforme belastingverdragen die na 15 juli 2014 zijn gesloten dient het OESO-commentaar toegepast te worden ten aanzien van de allocatie van ontslagvergoedingen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat allocatie plaatsvindt op basis van de gehele diensttijd bij de werkgever die de ontslaguitkering betaalt. Als de informatie hiervoor ontbreekt kan in bepaalde situaties worden teruggevallen op de laatste twaalf maanden van de dienstbetrekking.
Het is in deze situaties niet van belang of en in welke mate de ontslagvergoeding ten laste komt van een werkgever of vaste inrichting in de andere Staat, doorslaggevend is de vraag of de werknemer voor zijn onderliggende salaris belast is geweest in die andere staat.
Goedkeuring
De 4+ methode kan er toe leiden dat (gedeeltelijke) dubbele belastingheffing ontstaat wanneer het andere verdragsland wel het OESO-commentaar van 15 juli 2014 toepast. Hiervoor is goedgekeurd dat in deze gevallen Nederland toch het OESO-commentaar van 15 juli 2014 toepast, mits dit niet leidt tot (gedeeltelijke) dubbele niet-heffing. In (andere) gevallen waarin de belastingplichtige geconfronteerd wordt met dubbele heffing over een ontslagvergoeding blijft de mogelijk bestaan van de onderling overlegprocedure.
Het nieuwe besluit treedt op 1 januari 2024 in werking. Uw EY-adviseur bespreekt graag met u de mogelijke toepassingen van dit besluit.