Zoals in onze vorige nieuwsbrief te lezen was, heeft de Tweede Kamer ingestemd met een tweetal versoberingen van de 30%-regeling. Het amendement Omtzigt voorziet in een afbouw van het percentage van de vrijgestelde vergoeding, terwijl amendement Grinwis de zogenoemde partiële buitenlandse belastingplicht afschaft.
In twee rondes zijn schriftelijke vragen vanuit de Eerste Kamer beantwoord. Hieronder een overzicht van de meest relevante antwoorden.
De Eerste Kamer zal op 19 december stemmen over het belastingplan 2024, met inbegrip van deze twee amendementen. Na deze stemming is definitief bekend of deze wijzigingen omgezet worden in wetgeving. Als u werknemers heeft die wellicht in aanmerking komen voor toepassing van de 30%-regeling in december 2023 maar nog in afwachting zijn van de definitieve beschikking, kan het onder omstandigheden raadzaam zijn om de regeling vooruitlopend op de definitieve toekenning alvast toe te passen in de salarisadministratie. In dat geval zijn heldere afspraken met de werknemer sterk aan te bevelen, voor het geval de beschikking uiteindelijk niet afgegeven wordt. Als u twijfelt wat in uw situatie raadzaam is, neem dan contact op met uw EY-contactpersoon.
- Bij een beschikking 30%-regeling met een kortere looptijd dan zestig maanden geldt ook dat maximaal 20 maanden een vrijgestelde vergoeding van maximaal 30% mag worden verstrekt, eventueel gevolgd door een periode van maximaal 20 maanden waarin een belastingvrije vergoeding van maximaal 20% wordt verstrekt, eventueel gevolgd door een resterende periode waarin een belastingvrije vergoeding van maximaal 10% mag worden verstrekt. Een kortere looptijd van de 30%-beschikking wordt dus "aan de achterkant" in aanmerking genomen. Bijvoorbeeld: een beschikking heeft een looptijd van vier jaar. De toepassing is: 20 maanden maximaal 30%, 20 maanden maximaal 20%, en 8 maanden maximaal 10%.
- Een werknemer die eerder een 30%-beschikking heeft ontvangen, kan na een onderbreking in de toekomst opnieuw kwalificeren als ingekomen werknemer. In dit kader is een relevante voorwaarde dat alleen sprake kan zijn van een ingekomen werknemer als hij in de 24 maanden vóór de terugkeer naar Nederland, meer dan 16 maanden op een afstand van meer dan 150 kilometer van de Nederlandse grens heeft gewoond. Als deze werknemer een nieuwe beschikking ontvangt, ontstaat opnieuw een recht om gedurende de eerste 20 maanden een maximumvergoeding van 30% van het belastbare loon gericht vrijgesteld te vergoeden.
- Het overgangsrecht houdt in dat de versobering van de 30%-regeling niet geldt voor ingekomen werknemers wiens werkgever de 30%-regeling over het laatste loontijdvak van 2023 toepast. In deze situatie blijven de huidige voorwaarden van de 30%-regeling gelden tot en met het einde van de looptijd. Dat de 30%-regeling moet zijn toegepast "over" het laatste loontijdvak van 2023, lijkt te impliceren dat een correctie achteraf ook afdoende is om voor het overgangsrecht te kwalificeren. Echter, bij een soortgelijke formulering in het overgangsrecht voor de Balkenendenorm, heeft de Belastingdienst in de Nieuwsbrief loonheffingen 2023 d.d. 10 januari 2023 het volgende aangegeven: "Ter verduidelijking hebben wij vermeld dat voor het overgangsrecht geldt dat een vergoeding op grond van de 30%-regeling over het laatste loontijdvak van 2022 ook daadwerkelijk in dat loontijdvak moet zijn genoten." Met betrekking tot de partiële buitenlandse belastingplicht betekent dit dat met overgangsrecht de keuze voor partiële belastingplicht mogelijk blijft tot en met 2026.
- Er is geen sprake van een onderbreking als de werknemer binnen drie maanden na afloop van de dienstbetrekking een nieuwe arbeidsovereenkomst sluit. Dit is relevant om te bepalen of de werknemer toegang heeft tot het overgangsrecht. In het amendement is namelijk opgenomen dat het overgangsrecht niet meer geldt na een onderbreking die zich voordoet na 31 december 2023. Een wisseling van werkgever binnen 3 maanden na afloop van de oude dienstbetrekking, leidt dus niet tot het vervallen van het recht op overgangsrecht. NB: ook voor het overgangsrecht betreffende de invoering van de Balkenendenorm wordt bovenstaande toegepast: het overgangsrecht blijft ook toepasbaar na wisseling werkgever, mits de nieuwe arbeidsovereenkomst wordt gesloten uiterlijk 3 maanden na einde van de oude dienstbetrekking.
- De regering zal conform motie Alkaya de evaluatie van de 30%-regeling op doelmatigheid en doeltreffendheid uiterlijk in 2024 starten.
- Diverse fracties in de Eerste Kamer hebben vragen gesteld over de invloed op het vestigingsklimaat voor bepaalde sectoren (zorg, onderwijs, topsport), voor het MKB, voor technologische bedrijven/startups. Behalve dat er een negatief effect is, kan nog niets gezegd over de precieze effecten.
- VVD en CDA vragen naar het risico dat bestuurders minder snel geneigd zijn zich in Nederland te vestigen, en of bedrijven dit ook meewegen in hun keuze van locatie van hoofdkantoor, en of er reputatieschade optreedt voor Nederland. De regering geeft dat de afschaffing van de partiële buitenlandse belastingplicht een belangrijk negatief signaal afgeeft richting het internationaal bedrijfsleven dat overweegt te investeren in Nederland, temeer omdat omliggende landen een vergelijkbare regeling kennen.
- In de Nota naar aanleiding van het tweede verslag wordt aangegeven dat naar verwachting in beperkte gevallen de situatie kan ontstaan dat al in 2024 een percentage van 20% (of 10%) van toepassing is. Verwacht wordt dat softwareleveranciers in 2024 nog niet altijd in staat zullen zijn om een ander percentage dan 30% toe te passen. Als daardoor een te hoge belastingvrije vergoeding wordt toegekend, zal dit hersteld moeten worden via correctieberichten.
- De leden van de fractie van BBB vragen welke opties beschikbaar zijn om de voor de 30%-regeling vereiste schaarste en deskundigheid te bewijzen c.q. inzichtelijk te maken en welke voor- en nadelen het kabinet ziet in het op een andere wijze toetsen van deskundigheid. Ook vragen de leden van de fractie van de BBB op welke termijn de Kamer een inhoudelijke reactie op de motie Hermans/Omtzigt kan verwachten. Dit is de motie waarin wordt opgeroepen om het deskundigheidsvereiste in de 30%-regeling aan te scherpen. Staatssecretaris Van Rij geeft aan dat tot en met 2011 een inhoudelijke toets op specifieke deskundigheid werd gedaan aan de hand van het opleidingsniveau, de voor de functie relevante werkervaring van de ingekomen werknemer alsmede aan het beloningsniveau in Nederland ten opzichte van dat niveau in het buitenland. Deze meer inhoudelijke toetsing van deskundigheid leidde in de praktijk tot veel meer discussies, toezicht- en handhavingsinzet en bezwaar- en beroepsprocedures. Om die reden is de regeling per 2012 aangepast en worden de schaarste en deskundigheid aan de hand van een veel duidelijkere, minder voor discussie vatbare, salarisnorm ingevuld. De omvorming van een materieel deskundigheidsvereiste in een salarisnorm is ook onderdeel geweest van de evaluatie van de 30%-regeling door Dialogic in 2017. De onderzoekers concludeerden dat het niet voor de hand ligt om een inhoudelijke schaarstetoets te (her)introduceren, omdat een inhoudelijke toets de regeling zeer onvoorspelbaar en complex kan maken. In de kabinetsreactie op de komende evaluatie van de 30%-regeling zal het kabinet ingaan op dit onderdeel van de motie Hermans/Omtzigt voor zover die betrekking heeft op de 30%-regeling.
- Aangegeven wordt dat een versobering van de 30%-regeling zal leiden tot meer inkomsten aan loonbelasting, maar tot minder inkomsten aan omzetbelasting, accijnzen en vennootschapsbelasting. Bovendien blijkt uit de evaluatie van de 30%-regeling dat deze doeltreffend is met betrekking tot het doel om ons vestigingsklimaat aantrekkelijk en competitief te houden. Een aantrekkelijk en competitief vestigingsklimaat levert de schatkist in de meest brede zin van belastingmiddelen geld op.
- Fracties in de Eerste Kamer hebben gevraagd naar mogelijkheden om de versobering van de 30%-regeling te heroverwegen of uit te stellen. Het amendement waarin deze versobering is opgenomen, is echter met zeer brede steun aangenomen door de Tweede Kamer en daarmee onderdeel geworden van het Belastingplan 2024. Uitstel of heroverweging van de aanpassingen zoals aangegeven in het amendement behoren daarmee in principe niet tot de mogelijkheden.
- Voor de grootste groep gebruikers van de 30%-regeling geldt dat zij voor het eerst vanaf 2025 worden geconfronteerd met de gevolgen van de versobering van de 30%-regeling op basis van het amendement Omtzigt c.s.