Vaststelling werkelijk rendement woning op basis van WOZ-waarde
De Hoge Raad heeft op 14 juni 2024 opnieuw arresten gewezen over de houdbaarheid van box 3. In lijn met de arresten van vorige week beslist de Hoge Raad dat box 3 het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht schendt in gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement (zie EYFN 2024/23).
In onderhavige vier arresten ging het onder meer om vraag of niet-gerealiseerde resultaten op onroerende zaken en beleggingen relevant zijn voor de berekening van het werkelijk rendement.
De Hoge Raad verwijst naar de rechtsoverwegingen in de arresten van vorige week waarin de Hoge Raad regels geeft voor het vaststellen van het werkelijk rendement. Onder meer schrijft de Hoge Raad voor dat het werkelijke rendement niet alleen voordelen omvat die uit vermogensbestanddelen worden getrokken, zoals rente, dividend en huur, maar ook positieve en negatieve waardeveranderingen van die vermogensbestanddelen. Ook ongerealiseerde waardeveranderingen behoren tot het werkelijke rendement.
Nieuw ten opzichte van de arresten van vorige week is dat de Hoge Raad aangeeft dat in het kader van de vaststelling van het werkelijke rendement van een woning, de waarde daarvan aan het begin en aan het einde van het jaar moeten worden bepaald op basis van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ-waarde). Op die manier vindt volgens de Hoge Raad de vaststelling van het werkelijke rendement van woningen zoveel mogelijk plaats in overeenstemming met het rendementsbegrip dat de wetgever voor ogen heeft gestaan bij de vormgeving van het forfaitaire stelsel in box 3.