Toepassing deelnemingsvrijstelling op buitenlands dividend

Deelnemingsvrijstelling volgens advocaat-generaal niet van toepassing op dividend uit Zuid-Korea dat aldaar aftrekbaar is van de winst

De advocaat-generaal (A-G) heeft recentelijk geconcludeerd in een zaak over toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Volgens de A-G is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing omdat de dividendbetaling in het buitenland fiscaal aftrekbaar is.

Deelnemingsvrijstelling en internationale mismatches

Op grond van de deelnemingsvrijstelling zijn alle vermogensresultaten (inclusief koersresultaten) en ontvangen dividenden van kwalificerende (beleggings)deelnemingen vrijgesteld van belasting. De deelnemingsvrijstelling is kort gezegd van toepassing indien er ten minste een belang van 5% in de deelneming wordt gehouden en de deelneming geen laagbelaste beleggingsdeelneming is.

Door Europese regelgeving is met ingang van 1 januari 2016 de deelnemingsvrijstelling aangepast om internationale mismatches te voorkomen. Een vergoeding die een Nederlandse aandeelhouder van een buitenlandse deelneming ontvangt, is sinds genoemde datum niet langer vrijgesteld voor zover deze vergoeding in het buitenland fiscaal aftrekbaar is.

Onderhavige zaak

In onderhavige zaak hield een Nederlandse BV bijna alle aandelen van een vennootschap in Zuid-Korea. Laatstgenoemde vennootschap bezat in 2016 vastgoed in Zuid-Korea dat zij verhuurde. De vennootschap heeft in 2016 dividend uitgekeerd aan de Nederlandse BV. De vennootschap wordt in Zuid-Korea aangemerkt als een zogenoemde Real Estate Investment Fund (REIF). Zij kan daardoor het door haar uitgekeerde dividend in aftrek brengen op haar belaste winst mits zij jaarlijks (nagenoeg) haar hele winst uitkeert. De Nederlandse BV meent dat het ontvangen dividend vrijgesteld is van de Nederlandse vennootschapsbelasting onder de deelnemingsvrijstelling. De inspecteur daarentegen meent dat de hierboven genoemde bepaling die internationale mismatches moet tegengaan de deelnemingsvrijstelling uitsluit.

Rechtbank, hof en conclusie A-G

Zowel de rechtbank als het hof geven de inspecteur gelijk. De Nederlandse BV is in hoger beroep gegaan en brengt zeven standpunten in waarom de deelnemingsvrijstelling toch van toepassing zou moeten zijn.

Op grond van een analyse van de wet, parlementaire toelichting, jurisprudentie en literatuur komt de A-G echter tot de conclusie dat het beroep van de Nederlandse BV ongegrond is. Met andere woorden, de A-G concludeert ook dat de deelnemingsvrijstelling in deze zaak niet van toepassing is.

 


Schrijf u hier in voor onze fiscale nieuwsbrief

Blijf altijd up-to-date over fiscale ontwikkelingen: schrijf u hier in voor een van onze Tax nieuwsbrieven.