Wetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 (Pijler 2)

Wetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 aangeboden aan Tweede Kamer. Multinationals en binnenlandse bedrijven met omzet van € 750 miljoen of meer ten minste effectief belast tegen 15%

Het wetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 is recentelijk aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat multinationals en binnenlandse bedrijven met een omzet van € 750 miljoen of meer altijd ten minste effectief 15% belasting over hun winst betalen.

Bedrijven gaan de nieuwe belasting alleen betalen als de groep waartoe die bedrijven behoren in een land effectief te weinig winstbelasting betaalt. Dit wordt bepaald door het effectieve belastingtarief in een land in mindering te brengen op het minimumbelastingtarief van 15%.

Met dit wetsvoorstel wordt de prikkel voor bedrijven om winsten te verschuiven naar laagbelastende staten verminderd. Daarnaast beoogt het wetsvoorstel een ondergrens te stellen aan belastingconcurrentie tussen staten. Hiermee moet een race naar de bodem in de winstbelasting worden voorkomen en een gelijker speelveld worden gecreëerd voor internationaal opererende bedrijven.

Achtergrond en tijdspad

De wereldwijde minimumbelasting (Pijler 2) is onderdeel van het OESO-akkoord over de herziening van het internationale belastingstelsel. Dat akkoord wordt door 138 landen gesteund. De Europese Commissie heeft een richtlijn voorgesteld om deze minimumbelasting in de EU te implementeren. Op 15 december 2022 hebben de EU-lidstaten unaniem een akkoord bereikt over dit voorstel. De richtlijn moet op 31 december 2023 in nationale wetgeving zijn omgezet. Het concept implementatiewetsvoorstel is in Nederland eind 2022 voor een openbare internetconsultatie aangeboden. Na verwerking van de reacties uit deze consultatie, is het wetsvoorstel voor advies aangeboden aan de Raad van State. Het wetsvoorstel wordt de komende maanden in de Tweede Kamer behandeld. De inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel is voorzien op 31 december 2023.

Implementatiegevolgen voor Nederland

De bijheffing tot een effectief tarief van 15% is slechts aan de orde indien door de in een staat gevestigde groepsentiteiten effectief te weinig winstbelasting is betaald (laagbelastende staat). De te weinig geheven winstbelasting wordt bepaald door het bijheffingspercentage (dat is de som van het minimumbelastingtarief minus het effectieve belastingtarief) te vermenigvuldigen met de grondslag (de zogenoemde overwinst).

De EU-richtlijn biedt EU-lidstaten ruimte om zelf te bepalen in welke nationale (belasting)wet de richtlijnbepalingen worden geïmplementeerd. Daarmee bestaat de mogelijkheid om de Pijler 2-maatregelen vorm te geven als onderdeel van de vennootschapsbelasting, maar ook als een separate heffingswet. Het kabinet heeft na afweging van verschillende voor- en nadelen uiteindelijk gekozen voor een afzonderlijke heffingswet. Voor de bijheffing wordt een aangiftebelasting voorgesteld, waarbij de belasting op aangifte moet worden voldaan.

De wijze van bijheffing

De EU-richtlijn verplicht EU-lidstaten om twee verschillende maatregelen te implementeren, te weten de inkomen-inclusiemaatregel en de onderbelastewinstmaatregel. Daarnaast biedt de EU-richtlijn de lidstaten de mogelijkheid om een zogenoemde kwalificerende binnenlandse bijheffing te implementeren.

  • Inkomen-inclusiemaatregel
    De minimumbelasting wordt in beginsel geheven bij de uiteindelijkemoederentiteit van de multinationale groep dan wel binnenlandse groep. De inkomen-inclusiemaatregel is een (CFC-achtige) maatregel op grond waarvan het verschil tussen het minimumbelastingtarief en het effectieve belastingtarief op het niveau van een laagbelaste groepsentiteit, in beginsel, wordt bijgeheven op het niveau van de uiteindelijkemoederentiteit
  • Onderbelastewinstmaatregel
    Voor zover geen inkomen-inclusiemaatregel wordt toegepast door de staat waarin de uiteindelijkemoederentiteit is gevestigd, wordt de (resterende) bijheffing geheven bij verschillende groepsentiteiten op grond van de onderbelastewinstmaatregel. De onderbelastewinstbijheffing wordt uitsluitend toebedeeld aan staten waar een kwalificerende onderbelastewinstmaatregel van kracht is. De onderbelastewinstbijheffing wordt toebedeeld naar rato van het aantal werknemers (uitgedrukt in voltijdsequivalenten) en de materiële activa van de groep in die betreffende staten.
  • Binnenlandse bijheffing
    Met een kwalificerende binnenlandse bijheffing heeft Nederland de mogelijkheid om – kort gezegd – ook over de overwinst van in Nederland gevestigde laagbelaste groepsentiteiten van een multinationale groep zonder uiteindelijkemoederentiteit in Nederland bij te heffen tot een effectief tarief van 15%.

Berekening van de bijheffing

De berekening van de bijheffing geschiedt per staat (dat kan ook Nederland zijn) in de volgende vijf stappen:

  • De berekening van het effectieve belastingtarief
  • De berekening van het bijheffingspercentage
  • De berekening van de overwinst
  • De berekening van de bijheffing
  • De toerekening van de bijheffing

De stappen worden in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel nader toegelicht aan de hand van voorbeelden.

Veilige haven

In het wetsvoorstel is zowel een tijdelijke veilige havenregel als een permanente veilige havenregel opgenomen. De veilige havenregels dienen om ervoor te zorgen dat groepen minder administratieve lasten hebben. In de kern komen deze regels erop neer dat een multinationale groep of binnenlandse groep ervoor kan kiezen om in plaats van een gedetailleerde Pijler 2-berekening, een vereenvoudigde berekening te hanteren waarbij wordt aangesloten bij bestaande gegevens.

Tot slot

Het gehele wetsvoorstel vindt u hier.

Voor een Engelstalige toelichting op het wetsvoorstel zie: The Netherlands issues proposed Pillar Two legislation (ey.com)


Schrijf u hier in voor onze fiscale nieuwsbrief

Blijf altijd up-to-date over fiscale ontwikkelingen: schrijf u hier in voor een van onze Tax nieuwsbrieven.