Nederland is een ondernemend land met relatief veel start-ups en scale-ups. Nederland scoort op internationaal vlak momenteel echter ondermaats wanneer het aankomt op de doorgroei van start-ups en scale-ups. Een van de knelpunten daarbij is het aantrekken van talent. Het kabinet probeert dit knelpunt aan te pakken met een aangekondigde fiscale regeling voor aandelenoptieplannen bij innovatieve start-ups en scale-ups. Deze nieuwe fiscale regeling is ontworpen om het ondernemings- en vestigingsklimaat voor innovatieve start-ups en scale-ups in Nederland te versterken. Tevens wijst het kabinet op onderzoek waaruit blijkt dat doorgroei bij bedrijven die medewerkersparticipaties aanbieden drie keer hoger is dan bij bedrijven die dat niet doen. Het voornemen is om de nieuwe regels per 1 januari 2027 in te voeren. Voor bedrijven die niet kwalificeren als innovatieve start-ups en scale-ups blijft de huidige wetgeving van toepassing. Ook is de voorgestelde regeling beoogd om enkel voor aandelenoptieplannen te gelden.
Knelpunten huidige wetgeving
Inkomsten uit aandelenopties vallen onder het loonbegrip voor werknemers. De belaste inkomsten bedragen de voordelen uit aandelenopties verminderd met de door de werknemer betaalde uitoefenprijs om de aandelen te verkrijgen. Onder de huidige wetgeving worden de aandelenopties in box 1 belast tegen het progressieve tarief (2025 toptarief: 49,5%). Daarbij vindt belastingheffing uiterlijk plaats zodra de aandelen verhandelbaar zijn, of (bij keuze) op het eerdere moment van uitoefening van de optie. Werknemers lopen hierdoor tegen twee knelpunten aan. Ten eerste worden zij geconfronteerd met een hoog belastingtarief in box 1. Daarnaast beschikken werknemers niet altijd over de liquide middelen om de belastingheffing te voldoen omdat de aandelen nog niet daadwerkelijk verkocht zijn. Zij zijn de belasting al verschuldigd zodra de aandelen verhandelbaar zijn. Nederland loopt op voorgenoemde punten fiscaal uit de pas. Internationaal wordt vaak aangesloten bij een gunstiger tarief en een later heffingsmoment, vergelijkbaar met de systematiek van box 2. In box 2 worden de opbrengsten van aandeelhouders met een groot aandelenpakket (5% of meer) maximaal tegen 31% belast op het moment dat de opbrengsten uit de BV naar privé worden uitgekeerd.
Voorgestelde wijzigingen
De nieuwe regeling introduceert een grondslagvermindering voor de loonbelasting, waardoor de grondslag van het looninkomen uit aandelenopties wordt versmald tot 65% van de belaste opbrengst. Dit resulteert in een effectief belastingtarief van maximaal 32,2%, vergelijkbaar met het toptarief van box 2 (2025: 31%). Dit betekent dat werknemers minder belasting hoeven te betalen over hun voordelen uit aandelenopties dan over hun reguliere loon, dit stimuleert medewerkersparticipatie.
Daarnaast verschuift de belastingheffing van aandelenopties naar een later moment, namelijk bij de verkoop van de aandelen. Dit biedt werknemers meer flexibiliteit en verhelpt mogelijke problemen met het afdragen van belasting op het moment van verhandelbaar worden van de aandelen. De keuze om al belasting te betalen op het eerdere moment van uitoefening van de optierechten zal ook binnen deze regeling bestaan. Mogelijk wordt er een keuzemogelijkheid toegevoegd voor de werknemer om belasting te betalen op het moment dat hij zijn dienstbetrekking beëindigt.
Innovatieve start-ups en scale-ups
De nieuwe regels zullen van toepassing zijn op werknemers van innovatieve start-ups en scale-ups. De definitie van “innovatieve start-ups en scale-ups” moet nog verder worden uitgewerkt. Daarbij zullen bedrijven waarschijnlijk een beschikking van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) moeten verkrijgen om in aanmerking te komen voor de regeling.
Het belang
Voor start-ups en scale-ups is het aantrekken van talent een van de grootste uitdagingen. Omdat deze jonge bedrijven vaak niet over de liquiditeit beschikken om een concurrerend arbeidsvoorwaardenpakket aan te bieden, is het aanbieden van medewerkersparticipaties – zoals aandelenopties – een belangrijke troef in de strijd om talent.
De huidige belastingdruk op aandelenopties maakt het voor start-ups en scale-ups moeilijk om (internationaal) concurrerende arbeidsvoorwaarden aan te bieden. Het versoberen van de 30%-regeling draagt tevens bij aan een verslechterde internationale concurrentiepositie (zie ook: Wijzigingen 30%-regelingen definitief | EY - Nederland). Met de nieuwe regeling wordt het voor werknemers van innovatieve start-ups en scale-ups fiscaal aantrekkelijker om aandelenopties als arbeidsvoorwaarde te accepteren. Daarnaast zijn aandelenopties bij toekenning nog voorwaardelijk en moeten nieuwe werknemers nog ‘ingroeien’. Aandelenoptieplannen kennen dus een retentiemechanisme. Door de lagere belastingdruk op aandelenopties wordt het voor kwalificerende bedrijven dus makkelijker om talent aan te trekken en te behouden. Dit biedt een kans voor deze bedrijven om zich te profileren als aantrekkelijke werkgevers in een competitieve markt.
Vestigingsklimaat
Volgens het International Institute for Management Development (IMD) is Nederland in 2024 op de ranglijst van concurrerende economieën gedaald van de vijfde plek naar de negende plek. Een goed internationaal concurrentievermogen is van belang om innovatieve bedrijven naar Nederland aan te trekken. Innovatieve bedrijven zijn essentieel voor het verdienvermogen van Nederland. Zij jagen de productiviteitsgroei aan en dragen bij aan het oplossen van grote maatschappelijke vraagstukken. Om hier de vruchten van te (blijven) plukken, is het belangrijk dat deze innovatieve bedrijven zich in Nederland vestigen en in Nederland blijven. Deze bedrijven moeten dan wel de mogelijkheid krijgen om door te groeien en te concurreren op de internationale markt.