Nota van wijziging; systematiek vrijstelling groene beleggingen gaat ook voor enkele andere vrijstellingen gelden
De Staatssecretaris van Financiën heeft recentelijk de nota naar aanleiding van het verslag en een nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 naar de Tweede Kamer gestuurd.
De staatssecretaris beantwoordt in de nota naar aanleiding van het verslag diverse vragen over het wetsvoorstel. De bewindsman gaat onder meer in op de invulling van het begrip werkelijk rendement en de bewijslast bij het toepassen van de tegenbewijsregeling.
Uit de nota van wijziging blijkt dat de systematiek van vrijstellingen voor groene beleggingen ook zal gaan gelden voor andere vrijstellingen. Bij het bepalen van het belastbare werkelijke rendement van groene beleggingen wordt de vrijstelling toegepast op basis van de peildatum van 1 januari. Als de waarde op deze datum lager is dan het vrijgestelde bedrag, dan is het rendement volledig vrijgesteld. Als de waarde van de beleggingen hoger is dan het vrijgestelde bedrag, wordt het werkelijke rendement pro rata vrijgesteld aan de van de verhouding tussen de hoogte van de vrijstelling enerzijds en de waarde van de groene beleggingen op de peildatum anderzijds.
Omdat de systematiek van de vrijstelling van groene beleggingen het doenvermogen en de uitvoerbaarheid bevordert, acht het kabinet het wenselijk dat de systematiek ook zal gaan gelden voor andere vrijstellingen in box 3. De nota van wijziging regelt een min of meer vergelijkbare systematiek voor:
- vrijstellingen voor rechten op een kapitaalsuitkering bij overlijden van de belastingplichtige of een bloed- of aanverwant, dan wel op prestaties die zien op de verzorging van een uitvaart;
- de vrijstelling voor contant geld;
- de vrijstelling op grond van de overgangsregeling voor bepaalde levensverzekeringen.
Daarnaast is in de nota van wijziging een regeling opgenomen over de gevolgen van een onregelmatige handeling bij een nettopensioen of een nettolijfrente.
De parlementaire stukken vindt u hier.