Overgangsbepaling voor omzetting fonds voor gemene rekening naar inkoopfonds
De Minister van Financiën heeft recentelijk de derde nota van wijziging van het Belastingplan 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd. Met deze nota van wijziging wordt in het wetsvoorstel Belastingplan 2025 een bepaling opgenomen waarmee het mogelijk wordt een fonds voor gemene rekening (fgr) zonder heffing om te zetten in een inkoopfonds.
Achtergrond
Met ingang van 1 januari 2025 wordt onder meer de fiscale definitie van het fgr aangepast. Kort gezegd komt het toestemmingsvereiste dat in de huidige definitie van fgr is opgenomen te vervallen. Daarnaast wordt in de nieuwe definitie van fgr aansluiting gezocht bij de in de Wet op het financieel toezicht gehanteerde begrippen beleggingsfonds en fonds voor collectieve belegging in effecten. De minister licht toe dat hiermee is beoogd het gebruik van het fgr meer in overeenstemming te brengen met de oorspronkelijke doelstelling en onbedoeld gebruik van het fgr te voorkomen.
De minister legt uit dat dit tot gevolg kan hebben dat lichamen die onder het huidige recht als transparant worden aangemerkt (en dus niet belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting) met ingang van 1 januari 2025 zelfstandig belastingplichtig worden omdat zij vanaf dat moment voldoen aan de voorwaarden voor het zijn van fgr. Zie hierover ook onze eerdere berichtgeving in EYFN 2024/44 en EYFN 2024/43.
Die zelfstandige belastingplicht als fgr geldt volgens de minister echter niet indien sprake is van een fonds waarvan de bewijzen van deelgerechtigdheid uitsluitend vervreemd kunnen worden aan het fonds zelf (hierna ook: inkoopfonds). Inkoopfondsen worden onder de huidige wettelijke regeling ook als transparant aangemerkt.
Tijdsdruk
De minister geeft aan dat het kabinet vanuit de praktijk en vanuit de Belastingdienst signalen ontvangt dat in bepaalde gevallen de tijdsdruk toeneemt, omdat blijkt dat bepaalde beleggingsfondsen wel de intentie hebben om met ingang van 1 januari 2025 een inkoopfonds (en daarmee niet zelfstandig belastingplichtig) te zijn, maar dat dat om praktische redenen niet altijd haalbaar is. Het niet tijdig kunnen voldoen aan de voorwaarden om als een inkoopfonds aangemerkt te worden, komt volgens de minister bijvoorbeeld doordat de bestaande overeenkomsten van (thans transparante) beleggingsfondsen in overleg met alle medebeleggers moeten worden gewijzigd om te voldoen aan de voorwaarden voor het zijn van inkoopfonds.
De minister merkt op dat deze vertraagde herstructureringen tot gevolg kunnen hebben dat fondsen in 2025 voor een korte periode zelfstandig belastingplichtig worden, en die zelfstandige belastingplicht verliezen als zij later in het jaar alsnog aan de voorwaarden voor het zijn van inkoopfonds voldoen, terwijl het om beleggingsfondsen gaat die thans al transparant zijn en deze status ook na 1 januari 2025 wensen te continueren.
Overgangsbepaling
De minister geeft aan dat het kabinet van mening is dat deze uitkomst en de daarmee gepaard gaande discussies ongewenst zijn voor zowel de fondsen als de Belastingdienst. Om aan deze signalen tegemoet te komen, stelt het kabinet voor om een overgangsbepaling in te voeren. Op grond van die bepaling wordt een fgr geacht met ingang van 1 januari 2025 een zogenoemd inkoopfonds te zijn indien reeds voor die datum het voornemen bestond om te herstructureren en het fonds uiterlijk op 31 december 2025 aan de voorwaarde voor het zijn van inkoopfonds voldoet.
Parlementaire voortgang
De derde nota van wijziging vindt u hier.
Alle door de minister beantwoorde vragen van 6 november vindt u hier.
Voor eerdere berichten over het Belastingpakket 2025 zie het onderstaande overzicht:
EYFN 2024/44: De op 28 oktober verschenen tweede nota van wijziging.
EYFN 2024/44: De op 25 oktober verschenen beantwoording van vragen.
EYFN 2024/42: De op 11 oktober 2024 verschenen nota’s naar aanleiding van het verslag.
EYFN 2024/41: De op 3 oktober 2024 ingediende nota’s van wijziging.
EYFN 2024/38: De op 17 september 2024 verschenen Prinsjesdagmailing.