De wetgeving voldoet, maar wel behoefte om de informatiepositie van de inspecteur te verbeteren
Vorig jaar is tijdens een Kamerdebat over de belastingheffing van zeer vermogende personen een motie ingediend over een evaluatie van de uitvoerings- en handhavingspraktijk rondom de fiscale woonplaats. De staatssecretaris van Financiën heeft de uitkomsten van die evaluatie naar de Tweede Kamer gestuurd.
Fiscale woonplaats
Als hoofdregel geldt dat iemand belastingplichtig is in het woonland. Worden inkomsten uit het buitenland genoten, dan geeft het woonland doorgaans een tegemoetkoming om dubbele belastingheffing over die inkomsten te voorkomen. Het is voor de Belastingdienst dus relevant om vast te stellen of iemand in Nederland woonachtig is. Waar iemand woont, wordt op grond van de wet naar omstandigheden beoordeeld.
Evaluatie
De staatssecretaris geeft een korte samenvatting van de evaluatie. Uit de evaluatie komt in het algemeen naar voren dat de wettelijke norm, de brede wettelijke informatiebevoegdheden van de Belastingdienst en de toenemende internationale regelgeving over gegevensuitwisseling, de Belastingdienst voldoende ruimte geven om alle feiten en in aanmerking komende omstandigheden mee te wegen voor maatwerk. De evaluatie geeft daarom op dit moment geen directe aanleiding om aanpassingen te doen in de wet- en regelgeving. Wel worden in de uitvoerings- en handhavingspraktijk verschillende aandachtspunten gesignaleerd. De twee aandachtspunten die geschetst worden gaan over:
- het soms niet of zeer beperkt meewerken van belanghebbenden aan een informatieverzoek van de inspecteur, en
- de uniforme werkwijze bij het uitvoeren van woonplaatsonderzoeken.
Wat volgens de staatssecretaris het belangrijkste is dat uit de evaluatie is voortgekomen, is dat de wet- en regelgeving en doelstelling omtrent de vaststelling van de fiscale woonplaats de inspecteur voldoende ruimte bieden voor maatwerk.
Maar uit de evaluatie komt ook naar voren dat behoefte bestaat om te bezien of de informatiepositie van de inspecteur aanvullend verbeterd kan worden als het gaat om woonplaatsonderzoeken waarbij een belanghebbende niet of zeer beperkt meewerkt aan een informatieverzoek.