Geen verruiming en beperking in bedrijfsopvolgingsregeling

Voorgestelde familietoets en verruiming verwateringsregeling binnen BOR gaan niet door vanwege risico’s op ongeoorloofde staatssteun en strijd met gelijkheidsbeginsel. Ook beperking BOR tot gewone aandelen met belang van minimaal 5% van geplaatste kapitaal treedt niet in werking

De Staatssecretaris van Financiën heeft recentelijk in de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2026 toegelicht dat het kabinet afziet van de invoering van de familietoets en de verruiming van de verwateringsregeling binnen de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). De bewindsman geeft aan dat uitvoering van deze maatregelen aanzienlijke risico’s op ongeoorloofde staatssteun met zich brengt en mogelijk in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Ook de beperking van de BOR tot gewone aandelen met een belang van minimaal 5% van het geplaatste kapitaal zal niet in werking treden.

De Staatssecretaris van Financiën heeft recentelijk in de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2026 toegelicht dat het kabinet afziet van de invoering van de familietoets en de verruiming van de verwateringsregeling binnen de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). De bewindsman geeft aan dat uitvoering van deze maatregelen aanzienlijke risico’s op ongeoorloofde staatssteun met zich brengt en mogelijk in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.

In een amendement is onder andere geregeld dat in de BOR een familietoets komt en een verruiming van de verwateringsregeling. Op grond van de familietoets kunnen ook box 3-belangen kwalificeren voor de BOR als de aandeelhouder samen met zijn familie een belang van ten minste 25% heeft in de onderneming. De staatssecretaris geeft aan dat door de formulering van de wettekst in het amendement die verruiming alleen effect heeft als de onderneming door de houdstermaatschappij wordt gedreven. In een motie is het kabinet opgeroepen de wetgeving in lijn te brengen met de bedoeling van het amendement. De familietoets gaat dan ook gelden als de onderneming door een onderliggende werkmaatschappij wordt gedreven. Op grond van de verruiming van de verwateringsregeling kunnen ook indirecte belangen in een werkmaatschappij van minder dan 0,5% voor de BOR in aanmerking komen, mits dat belang in de rechte familielijn door vererving, schenking of huwelijksvermogensrecht is verwaterd van een indirect aanmerkelijk belang naar dat belang van minder 0,5%. 

De staatssecretaris geeft aan dat in de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 is opgenomen dat de twee maatregelen niet per 2025 in werking treden, maar op een bij Koninklijk besluit (KB) te bepalen tijdstip. Dat wetsvoorstel bevat ook een versobering waardoor de BOR beperkt wordt tot gewone aandelen met een belang van minimaal 5% van het geplaatste kapitaal. De bewindsman wijst erop dat in een aangenomen amendement is geregeld dat de beperking van de BOR tot gewone aandelen met een belang van minimaal 5% pas in werking treedt zodra de twee maatregelen uit het eerdere amendement in werking treden. 

De staatssecretaris laat in de nota naar aanleiding van het verslag weten dat het kabinet, vanwege staatssteunrisico’s en omdat de familietoets op gespannen voet staat met het gelijkheidsbeginsel, het voornemen heeft het koninklijke besluit niet te nemen. Dit betekent dat de familietoets, de uitbreiding van de verwateringsregeling en de beperking van de BOR tot gewone aandelen met een belang van minimaal 5% van het geplaatste kapitaal niet in werking zullen treden. 

De staatssecretaris bevestigt vervolgens dat dit betekent dat fictief aanmerkelijk belangen van minder dan 5% blijven kwalificeren voor de BOR, mits aan de overige voorwaarden voor de BOR wordt voldaan. Directe belangen van minder dan 0,5% kunnen kwalificeren voor de BOR als dat belang een fictief aanmerkelijk belang is. Indirecte belangen van minder dan 0,5% kunnen niet kwalificeren voor de BOR.