Mogelijke wetswijziging in 2027 moet voorkomen dat (buitenlandse) personenvennootschappen onbedoeld als fonds voor gemene rekening kwalificeren
De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer uitvoering gegeven aan een motie over de knelpunten rondom het fonds voor gemene rekening.
Fonds voor gemene rekening
Een fonds voor gemene rekening is vennootschapsbelastingplichtig. Met ingang van 1 januari 2025 is de definitie van het fonds voor gemene rekening gewijzigd met als doel het tegengaan van onbedoeld gebruik van het fonds voor gemene rekening, met name door vermogende families. Een ander doel was het beperken van internationale kwalificatieverschillen.
Motie over knelpunten
De staatssecretaris merkt op dat bij de uitvoering van de motie drie hoofdknelpunten naar voren zijn gekomen:
- de mogelijkheid dat (buitenlandse) personenvennootschappen kwalificeren als fonds voor gemene rekening;
- de onbekendheid en uitvoeringsproblemen vanwege de verwijzing naar toezichtbegrippen uit de Wet op het financieel toezicht (Wft);
- rechtsonzekerheid over het fiscaalrechtelijke beleggingscriterium.
Volgens de bewindsman is het eerste knelpunt ontstaan doordat het internationaal ongebruikelijke toestemmingsvereiste is geschrapt. Daardoor kunnen personenvennootschappen zoals cv’s nu als fonds voor gemene rekening worden aangemerkt. Dit leidt tot kwalificatieverschillen met het buitenland, waardoor dubbele belasting of dubbele niet-belasting kan optreden. Hoewel voor sommige fondsen overgangsrecht is gecreëerd, blijft het knelpunt voor andere situaties bestaan. De staatssecretaris onderzoekt een oplossingsrichting waarbij cv’s met beperkte fiscale risico’s transparant kunnen blijven, terwijl andere cv’s zelfstandig belastingplichtig blijven. Hiervoor is waarschijnlijk een wetswijziging nodig.
Ten aanzien van het tweede knelpunt stelt de staatssecretaris dat de huidige verwijzing in de definitie van het fonds voor gemene rekening naar de begrippen “beleggingsfonds” en “fonds voor collectieve belegging in effecten” uit de Wft leidt tot onduidelijkheid en interpretatieproblemen, vooral bij buitenlandse fondsen. Verschillende partijen hebben voorgesteld om in plaats daarvan te verwijzen naar bredere begrippen als “beleggingsinstelling” of “icbe” uit de Wft. De staatssecretaris acht het zinvol deze suggestie nader te onderzoeken en mogelijk mee te nemen in een toekomstig wetsvoorstel.
Voor het derde knelpunt, het beleggingscriterium, ziet de staatssecretaris op dit moment geen oplossing. Hij geeft aan dat het onderscheid tussen beleggen en ondernemen fundamenteel is voor de fiscale kwalificatie en dat de bestaande uitleg, zoals gehanteerd in de jurisprudentie, blijft gelden. Verwijzen naar het bredere beleggingsbegrip uit de Wft acht hij onwenselijk, mede vanwege de complexiteit en de overlap met andere knelpunten.
Vervolg
Tot besluit geeft de staatssecretaris aan dat hij voornemens is om de oplossingsrichtingen voor knelpunt 1 en 2 nader te onderzoeken en – indien haalbaar – dit najaar een wetsvoorstel in consultatie te brengen. Een eventuele wetswijziging zou naar verwachting per 1 januari 2027 in werking kunnen treden.
De gehele Kamerbrief vindt u hier.