De excessieve vertrekvergoeding is geïntroduceerd om werkgevers te ontmoedigen een ontslagvergoeding van meer dan een jaarsalaris te betalen. Een werkgever die een hogere en daarmee excessief geachte ontslagvergoeding toekent, betaalt hierover 75% eindheffing. Deze heffing is pas aan de orde, als een werknemer een jaarloon heeft van meer dan € 680.000 (2025). De Hoge Raad is gevraagd om zich te buigen over de vraag of het begrip “loon” zo ruim is, dat hieronder ook in de Werkkostenregeling als eindheffingsloon ondergebrachte elementen vallen. Dit zou betekenen dat ook loonbestanddelen die gerichte zijn vrijgesteld of in de vrije ruimte vallen tot het loon behoren.
Recent heeft de Advocaat-Generaal (hierna de AG) advies uitgebracht over deze vraag. Het begrip loon speelt overigens niet alleen bij de excessieve vertrekvergoeding een rol, maar ook in andere onderdelen van de Wet op de loonbelasting, zoals bij pensioen of het bepalen van gebruikelijk loon. Dit maakt het advies van de AG zeer lezenswaardig. De AG komt uiteindelijk met de nodige tegenzin tot de conclusie dat het loonbegrip ruim is en dat daaronder ook de in de werkkostenregeling als eindheffingsloon ondergebrachte bestanddelen vallen. Er moet dus bij de bepaling van het loon rekening worden gehouden met gerichte vrijstellingen en loon dat in de vrije ruimte is ondergebracht. De AG merkt hierbij overigens nog wel op dat er eigenlijk geen reden is waarom een gerichte vrijgestelde vergoeding tot het loon gerekend zou moeten worden, aangezien hierin een ondergeschikt beloningselement is opgenomen. Echter, de wetgever heeft dit niet expliciet opgenomen bij de introductie van de excessieve vertrekvergoeding. De AG is van mening dat vervolgens, hoe spijtig ook, het niet aan de rechter is om een andere uitleg toe te passen. De AG noemt terloops het wetgevingsproces op dit onderdeel nog ”kwalitatief ondermaats”. Wij zijn zeer benieuwd naar de uitspraak van de Hoge Raad op dit punt.