Splitsingsvrijstelling overdrachtsbelasting

Opvallend dat er in het Eindejaarsbesluit ten aanzien van de "ruziesplitsing" wordt afgeweken van het eerder gepubliceerde voorstel

Eind december 2024 heeft het Ministerie van Financiën het Eindejaarsbesluit 2024 gepubliceerd. Met dit besluit wordt onder andere de splitsingsvrijstelling en de vrijstelling voor interne reorganisatie in de overdrachtsbelasting aangepast.

Splitsingsvrijstelling

Het doel van de huidige splitsingsvrijstelling is om overdrachtsbelasting geen belemmering te laten zijn bij bepaalde herstructureringen, terwijl oneigenlijk gebruik wordt voorkomen door het stellen van een continuïteitseis. 

De tekst – en daarmee de voorwaarden – voor de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting zijn sinds 2006 gelijk aan de splitsingsfaciliteit in de vennootschapsbelasting.

De reikwijdte van de vrijstelling blijkt in de praktijk ruimer dan met de oorspronkelijke vormgeving van deze ondernemingsfaciliteit is bedoeld. Hierdoor is het mogelijk om bedrijfsonderdelen met onroerende zaken af te stoten door deze verkoopklaar te maken via een juridische afsplitsing en vervolgens zonder heffing van overdrachtsbelasting aan derde partijen over te dragen. Dat is volgens het kabinet niet de originele bedoeling geweest van de faciliteit. 

In het Eindejaarsbesluit 2024 is de aanpassing van de voorwaarden van de splitsingsvrijstelling gepubliceerd. De voorwaarden van de splitsingsvrijstelling worden hierbij aangescherpt. Het gaat om toevoeging van een ondernemingseis, een voortzettingseis, een soortgelijk belangeis en een aanhoudingseis. Daarnaast wordt de koppeling met de vennootschapsbelasting beëindigd. Met de ondernemingseis wordt voorgesteld aan te sluiten bij het materiële ondernemingsbegrip in de inkomstenbelasting. Dit zal betekenen dat een verkrijging van losse onroerende zaken krachtens (af)splitsing niet langer onder de splitsingsvrijstelling kan vallen. 

De nieuwe regelgeving leidt naast een aanscherping ook tot een aanpassing van de splitsingsvrijstelling, namelijk in de situatie waarin de splitsing niet plaatsvindt op zakelijke overwegingen maar waarbij de aandeelhouders via een zogenoemde “ruziesplitsing” een houdsterstructuur willen creëren. In dergelijke situaties geldt de ondernemingseis en voortzettingseis niet. Opgemerkt dat voor de “ruziesplitsing” geen daadwerkelijke ruzie is vereist. 

Afwijking van de consultatie 

Alvorens het Eindejaarsbesluit werd gepubliceerd, werden de voorgenomen wijzigingen in het voorjaar van 2024 al medegedeeld in een internetconsultatie. Het opvallende hierbij is dat er in het Eindejaarsbesluit ten aanzien van de hiervoor genoemde "ruziesplitsing" wordt afgeweken van de eerder gepubliceerde internetconsultatie. In de definitieve regelgeving wordt namelijk aangesloten bij het belang dat de aandeelhouder van de splitsende rechtspersoon had bij de onroerende zaak die onder algemene titel overgaat in het kader van de splitsing. Bij de internetconsultatie werd aangesloten bij het belang en de waarde van het totale belang dat onder algemene titel overgaat. De genoemde afwijking laat zich het best toelichten aan de hand van onderstaand voorbeeld. 

A en B bezitten ieder 50% van de aandelen in X BV. X BV bezit alleen twee panden die niet tot een onderneming behoren. OZ 1 is
€ 600.000 waard en OZ 2 is € 400.000 waard. Via de aandelen in X BV hebben zowel A als B een belang van 50% in beide onroerende zaken. X BV wordt middels een ruziesplitsing gesplitst in A BV en B BV, waarbij OZ 1 overgaat naar A BV en OZ 2 naar B BV. A en B worden 100% aandeelhouder van respectievelijk A BV en B BV. Ten aanzien van de verkrijging van de onroerende zaak door de BV’s kan de splitsingsvrijstelling worden toegepast. Dit kan echter alleen voor zover de aandeelhouder van de BV’s een gelijk belang bij de onroerende zaak behoudt. De verkrijging van OZ 1 door A BV is dus maar voor 50% vrijgesteld, aangezien A voorafgaand aan de splitsing slechts een belang van 50% had in deze onroerende zaak. A BV is door de verkrijging van OZ 1 dus over € 300.000 (50% * € 600.000) overdrachtsbelasting verschuldigd. Hetzelfde geldt voor B BV die op grond van de nieuwe wetgeving dus over € 200.000 overdrachtsbelasting is verschuldigd. In de internetconsultatie moest er worden gekeken naar de totale portefeuille waardoor A BV over € 100.000 (€ 600.000 - € 500.000) overdrachtsbelasting verschuldigd zou zijn. B BV zou zelfs helemaal geen overdrachtsbelasting hoeven te betalen, omdat zijn vermogen van € 500.000 naar € 400.000 is gedaald. 

Deze afwijking van de consultatie heeft dus grote gevolgen voor de praktijk. Waarom er wordt afgeweken van de internetconsultatie wordt in het Eindejaarsbesluit niet benoemd. 

Voor de praktijk is het te overwegen evt. juridische splitsingen nog vóór 1 juli 2025 uit te voeren (bijvoorbeeld bij zelfstandige vastgoedportefeuilles en/of ruziesplitsing). Mits aan de nu nog geldende voorwaarden wordt voldaan, kan in die gevallen nog een vrijstelling voor het geheel gelden.

Vrijstelling interne reorganisatie 

Artikel 5b van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer bepaalt onder welke voorwaarden vennootschappen gebruik kunnen maken van de vrijstelling voor interne reorganisatie (concernvrijstelling). Vanwege het feit dat de open commanditaire vennootschap per 1 januari 2025 oor de directe belastingen als fiscaal transparant wordt aangemerkt, zijn ook de voorwaarden voor het toepassen van de concernvrijstelling in de overdrachtsbelasting aangepast. Ten aanzien van de vennootschap waarop de vrijstelling van toepassing is, is de zinsnede “de open commanditaire vennootschap, alsmede andere vennootschappen welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld” geschrapt uit het artikel. Feitelijk is de vrijstelling alleen nog van toepassing bij NV en BV’s (en soortgelijke buitenlandse rechtsvormen). De aanpassing is vanaf 1 januari 2025 in werking getreden.

Door de geschrapte zinnen moet nu vooral voor buitenlandse samenwerkingsverbanden goed worden bekeken of zij nog wel recht hebben op de vrijstelling. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een Duitse KG, Engelse of "US" LP of Luxemburgse SCS.

Mocht je meer willen weten over dit specifieke besluit of heb je vragen over (een vrijstelling) overdrachtsbelasting in het algemeen, neem dan contact op met een van de volgende overdrachtsbelastingspecialisten:

Remco van der Zwan (remco.van.der.zwan@nl.ey.com – 06  2908 45 83)

Dick Simonis (dick.simonis@nl.ey.com – 06 2908 40 55)

Hessel Vliegen (hessel.vliegen@nl.ey.com – 06 2908 38 49)


Schrijf u hier in voor onze fiscale nieuwsbrief

Blijf altijd up-to-date over fiscale ontwikkelingen: schrijf u hier in voor een van onze Tax nieuwsbrieven.