Advocaat-generaal concludeert dat niet voldaan is aan de inkrimpingstoets noch aan de voortzettingstoets van de regeling gericht tegen de handel in verlieslichamen
De advocaat-generaal (A-G) heeft recentelijk een conclusie uitgebracht in een zaak waarin de regeling gericht tegen handel in verlieslichamen (artikel 20a Wet VPB 1969) centraal staat. De A-G concludeert dat niet voldaan is aan de inkrimpingstoets en ook niet aan de voortzettingstoets. De verliezen van de vennootschap zijn dan niet meer verrekenbaar voor de nieuwe aandeelhouder.
Verliesverrekeningsbeperking
In de wet is geregeld dat indien het uiteindelijke belang in een vennootschap in belangrijke mate (zijnde 30% of meer) wijzigt, de verliezen voorafgaand aan de wijziging niet meer verrekenbaar zijn met winsten behaald na de wijziging. De maatregel kent echter diverse uitzonderingen, waaronder een uitzondering voor gevallen waarbij de activiteiten van de vennootschap niet zijn ingekrompen (inkrimpingstoets). Ook kunnen eventuele oude verliezen door de nieuwe aandeelhouder nog worden verrekend met nieuwe winst uit "reeds aanwezige werkzaamheden" (voortzettingstoets).
Onderhavige zaak
De zaak die voorlag bij de A-G betrof een bedrijf in de paardenbranche dat jarenlang verlies had geleden en vervolgens van eigenaar wisselde. De nieuwe eigenaar wilde de oude verliezen aftrekken van de winsten die na de overname werden gemaakt. De belastinginspecteur was het hier niet mee eens.
De A-G heeft geoordeeld dat de nieuwe eigenaar niet voldoet aan de voorwaarden van de inkrimpingstoets noch aan die van de voortzettingstoets. Voor de inkrimpingstoets is gekeken naar de omzet en de waarde van de bezittingen (de paarden) en geconcludeerd dat de activiteiten van het bedrijf te veel waren afgenomen.
Voor de voortzettingstoets was beslissend dat de winsten na de overname niet behaald werden met de paarden die het bedrijf al had vóór de overname, maar met nieuwe paarden. De A-G benadrukt dat het niet de bedoeling van de wetgever is om verliesverrekening toe te staan in gevallen waarbij een bijna leeg bedrijf wordt overgenomen en de nieuwe eigenaar vergelijkbare activiteiten start met nieuwe activa.
Het woord is nu aan de Hoge Raad.