Cryptovaluta aangeven in box 3

Volgens Hoge Raad zijn cryptovaluta vermogensbestanddelen die tot rendementsgrondslag behoren

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat cryptovaluta (bitcoins en altcoins) in box 3 van de inkomstenbelasting moeten worden aangegeven. 

In de betreffende zaak had de belastingplichtige betoogd dat zijn cryptovaluta niet kunnen worden aangemerkt als vermogensbestanddelen die tot de rendementsgrondslag van box 3 behoren. Dat betoog is eerder door het gerechtshof en nu ook door de Hoge Raad verworpen. 

Het begrip "vermogensrechten" zoals dat wordt gehanteerd in de Wet inkomstenbelasting heeft volgens de rechters een ruimere betekenis dan het begrip "vermogensrecht" in het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast vertegenwoordigt een positie in cryptovaluta – althans het vermogen van de gebruiker om in ruil voor die positie een tegenprestatie te verkrijgen – een economische waarde. Cryptovaluta kunnen worden verkocht en gekocht. Levering kan plaatsvinden door het verzenden daarvan van de ene wallet naar de andere wallet (en registratie van die transactie in de "distributed ledger"). Daarmee is een positie in cryptovaluta overdraagbaar. Een dergelijke positie kan de rechthebbende ervan ook stoffelijk voordeel verschaffen, bijvoorbeeld door de waarde ervan te verzilveren in de vorm van een opbrengst bij verkoop. Deze eigenschappen brengen het hof en de Hoge Raad tot het oordeel dat een (positie in) cryptovaluta tot de rendementsgrondslag van box 3 behoort.

Deze uitspraak ziet op cryptovaluta die als belegging worden aangehouden. Het is ook denkbaar dat cryptovaluta tot het ondernemingsvermogen behoren. In dat geval moeten de cryptovaluta in box 1 worden aangegeven.


Schrijf u hier in voor onze fiscale nieuwsbrief

Blijf altijd up-to-date over fiscale ontwikkelingen: schrijf u hier in voor een van onze Tax nieuwsbrieven.