Belastingdienst ziet vier belastingstructuren met familiestichtingen die soms leiden tot een gunstige fiscale behandeling
De Staatssecretaris van Financiën heeft recentelijk de Tweede Kamer een rapport over het vermogen in familiestichtingen gestuurd. Aanleiding voor dit rapport is het in 2022 verschenen interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) naar vermogensverdeling. Bij dat onderzoek werd het vermoeden geuit dat een deel van het privévermogen van huishoudens om fiscale redenen is ondergebracht in stichtingen waarbij het maatschappelijke belang niet altijd voorop lijkt te staan. Naar aanleiding daarvan is toegezegd nader onderzoek te doen.
Onderzoek
Stichtingen zijn juridisch zelfstandig en hun vermogen behoort niet toe aan huishoudens. Het is volgens de onderzoekers moeilijk vast te stellen of huishoudens puur om fiscale redenen vermogen in een stichting hebben ondergebracht. Daarom richt het onderzoek zich op familiestichtingen, waarin huishoudens en hun familieleden aanzienlijke invloed hebben.
De belangrijkste onderzoeksvragen zijn:
- Hoeveel vermogen zit er in Nederlandse familiestichtingen?
- Waar bevinden de bestuurders van deze stichtingen zich in de Nederlandse vermogensverdeling?
- Hoe en in welke mate wordt dit vermogen belast?
De onderzoekers laten weten dat voor het eerst gegevens uit het Handelsregister en de Belastingdienst zijn gecombineerd, wat nieuwe inzichten oplevert. Ook zijn praktijkervaringen van experts van de Belastingdienst meegenomen.
Het rapport beschrijft eerst de juridische en fiscale positie van stichtingen. STAK’s (Stichting Administratiekantoor) die slechts vermogen beheren zonder economisch eigendom, vallen buiten het onderzoek. Vervolgens wordt in het onderzoek ingegaan op het vermogen in familiestichtingen en de belastingheffing daarover.
De Belastingdienst ziet vier belastingstructuren met familiestichtingen die soms leiden tot een gunstige fiscale behandeling. Dit is minder problematisch bij maatschappelijke doelen zoals filantropie, maar kan ter discussie staan als het familiebelang voorop lijkt te staan.
Conclusies
Het onderzoek sluit af met een samenvatting en de belangrijkste conclusies. Onderstaande opsomming vat volgens de onderzoekers de belangrijkste resultaten samen:
- Van de 234.200 stichtingen die Nederland begin 2022 telde was 28% een stichting met als taak om het vermogen van anderen te beheren, zoals een stichting administratiekantoor. Deze stichtingen zijn in het onderzoek buiten beschouwing gelaten.
- Van de overige 169.600 Nederlandse stichtingen had 30% ten hoogste twee bestuurders, nog eens 9% kende een bestuur waarbij ten minste de helft van de leden een zakelijke of familiaire relatie met elkaar had.
- Ook 6.000 ANBI-stichtingen kwalificeerden als familiestichting, omdat ten minste de helft van het bestuur aan elkaar gelieerd was. Het is bij een ANBI in beginsel toegestaan dat bestuursleden gelieerd zijn.
- De familiestichtingen beschreven in het onderzoek bezitten gezamenlijk ten minste € 30,8 miljard vermogen, waarvan € 19,0 miljard bij stichtingen waar ten minste de helft van de bestuursleden aan elkaar gelieerd is en € 12,5 miljard bij de top 50 stichtingen die in de statuten familieleden aanwijzen als bestuurslid.
- Het gros hiervan (58% tot 97%) bestaat uit beleggingsvermogen (effecten, aandelenbelangen in bedrijven en woningen).
- Bijna al dit vermogen in familiestichtingen (82% tot 99,7%) wordt niet in de belastingheffing betrokken.
- De families achter deze familiestichtingen blijken relatief vaak tot de meest vermogende Nederlanders te behoren: 20% tot 48% behoort tot de top 1% rijkste huishoudens.
- Specifiek bij familiestichtingen ziet de Belastingdienst dat gebruik wordt gemaakt van bepaalde belastingstructuren, waarvan in sommige gevallen de vraag gesteld kan worden of deze maatschappelijk wenselijk zijn.
Het gehele onderzoek vindt u hier.