Regeling voor afgezonderd particulier vermogen (APV) niet in strijd met EVRM

Hoge Raad beslist dat de APV-regeling gerechtvaardigd is om fiscale heffingslekken te voorkomen en in overeenstemming is met het EVRM

De Hoge Raad heeft recentelijk uitspraak gedaan in een zaak waarin centraal stond of een stichting kon worden aangemerkt als een afgezonderd particulier vermogen (APV) en of de toepassing van de APV-regeling in overeenstemming is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en artikel 14 EVRM.

Feiten en omstandigheden

De stichting in kwestie werd in 1907 opgericht met als doel financiële ondersteuning te bieden aan leden van een familie, in het bijzonder om jonge familieleden in staat te stellen een honorabel bestaan op te bouwen. Volgens de statuten konden uitsluitend aangewezen familieleden voordelen uit de stichting genieten. Voor het geval er geen gerechtigden meer zouden zijn, zouden de fondsen en goederen overgaan naar een maatschappelijk doel. Belanghebbende, weduwe van een kleinzoon van een broer van de oprichter, viel binnen de kring van gerechtigden. Zij ontving tot 2017 jaarlijks een bedrag van € 1.000. De inspecteur stelde dat de stichting kwalificeert als een APV en rekende een evenredig deel van het vermogen aan belanghebbende toe. Op die basis legde hij een navorderingsaanslag op. In geschil was of de inspecteur terecht had geoordeeld dat de stichting een APV is. 

Hof 

Het hof bevestigde het standpunt van de inspecteur en oordeelde dat een evenredig deel van het vermogen terecht in de rendementsgrondslag van box 3 was opgenomen. Belanghebbende voerde echter aan dat de APV-regeling in strijd is met het EVRM. Zij stelde dat zij geen financieel voordeel had genoten maar wel belasting moest betalen, terwijl andere begunstigden die wel uitkeringen ontvingen, de belasting daaruit konden voldoen.

Het hof oordeelde dat de APV-regeling een legitiem doel dient, namelijk het voorkomen van heffingslekken en het waarborgen van uitvoerbaarheid. Toch achtte het hof de regeling in een binnenlandse situatie als deze disproportioneel. Het hof vond dat de regeling tot relatieve ongelijkheid leidde, omdat sommige begunstigden werden belast zonder daadwerkelijk voordeel en anderen juist te licht. Volgens het hof schond dit de door artikel 1 EP en artikel 14 EVRM gewaarborgde rechten. Het hof beperkte de heffing tot het daadwerkelijk genoten voordeel, dat in deze zaak nihil was.

Hoge Raad

De Hoge Raad ziet het toch anders. De Hoge Raad geeft aan dat de wetgever met de APV-regeling wilde voorkomen dat vermogen fiscaal "zweeft" en niet in de heffing wordt betrokken. Dat is volgens de Hoge Raad een gerechtvaardigd doel. De wetgever heeft daarbij een ruime beoordelingsvrijheid.

Volgens de Hoge Raad voorziet de regeling erin dat vermogen wordt toegerekend aan de inbrenger of diens erfgenamen, behalve voor zover begunstigden concrete afdwingbare rechten hebben. De wetgever koos voor een ruime en robuuste regeling die ook geldt in gevallen zonder fiscaal motief. Dat sluit aan bij het doel van de regeling.

De Hoge Raad merkt op dat de toerekening aan erfgenamen praktisch en helder is afgebakend. Daarbij heeft de wetgever onder ogen gezien dat er verschillen kunnen ontstaan tussen het toegerekende vermogen en de feitelijke uitkeringen. Deze ongelijkheid acht de Hoge Raad gerechtvaardigd, omdat een alternatief – wachten tot uitkeringen plaatsvinden – juist zou leiden tot zwevende vermogens.

Volgens de Hoge Raad kan van de regeling niet worden gezegd dat zij evident van redelijke grond is ontbloot. De regeling voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en non-discriminatie.

De Hoge Raad geeft aan dat een schending van artikel 1 EP alleen kan ontstaan indien sprake is van een individuele en buitensporige last. In dit geval was daarvan geen sprake. De ongelijkheid die voortvloeit uit de regeling is gerechtvaardigd en leidt niet tot een verboden discriminatie.

De Hoge Raad beslist dat het Hof heeft miskend dat de APV-regeling als zodanig in overeenstemming is met artikel 1 EP en artikel 14 EVRM. De uitspraak van het Hof kan daarom niet in stand blijven. De zaak wordt verwezen voor verdere behandeling van de overige stellingen van belanghebbende die door het hof onbesproken zijn gelaten.


Schrijf u hier in voor onze fiscale nieuwsbrief

Blijf altijd up-to-date over fiscale ontwikkelingen: schrijf u hier in voor een van onze Tax nieuwsbrieven.