Wetsvoorstel, één amendement en zeven moties aangenomen, waaronder een motie waarin regering wordt verzocht herverdeling van geld van werkenden naar grootste vermogens te herstellen; amendement met overgangsfaciliteit voor vastgoedbeleggers verworpen
De Tweede Kamer heeft recentelijk het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 aangenomen. Naast het wetsvoorstel kregen ook een amendement en zeven moties instemming. Onder meer is een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht om herverdeling van geld van werkenden naar de grootste vermogens te herstellen. Het amendement waarin een overgangsfaciliteit wordt voorgesteld voor vastgoedbeleggers om hun bezit van box 3 naar box 2 over te brengen tegen een verlaagd overdrachtsbelastingtarief van 2% is verworpen.
Wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3
Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het forfaitaire stelsel van box 3 zoals dat gold met ingang van 2017 in strijd was met het recht op eigendom en het discriminatieverbod in gevallen waarin het werkelijke rendement lager was dan het veronderstelde rendement. De Hoge Raad oordeelde dat in dat geval moest worden voorzien in rechtsherstel. Als gevolg hiervan zijn de Wet rechtsherstel box 3 (2017 tot en met 2022) en de Overbruggingswet box 3 (voor 2023 en verder) in werking getreden. In diverse arresten uit 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de voornoemde herstelwetten nog altijd in strijd waren met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod in gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Op basis van deze arresten geldt dat als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement, de aanslag moet worden verminderd zodat alleen belasting wordt geheven over het werkelijke rendement. In deze arresten zijn tevens regels geformuleerd voor het vaststellen van het werkelijke rendement.
Op 14 maart 2025 heeft de Staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 bij de Tweede Kamer ingediend. Hiermee wordt een wettelijke basis gecreëerd voor het bieden van aanvullend rechtsherstel voor een groot aantal belastingplichtigen voor de jaren vanaf 2017. Dit wordt gedaan door een zogenoemde tegenbewijsregeling in box 3 in te voeren. Deze tegenbewijsregeling sluit aan op de vuistregels uit de arresten van de Hoge Raad. Kortgezegd regelt het wetsvoorstel hoe het werkelijk behaalde rendement moet worden vastgesteld aan de hand van het begrip "werkelijk rendement". Daarbij biedt het wetsvoorstel belastingplichtigen de mogelijkheid om aannemelijk te maken dat hun werkelijke rendement lager was dan het forfaitaire rendement door middel van het formulier Opgaaf werkelijk rendement. Voor een nadere uiteenzetting van het wetsvoorstel verwijzen wij naar EYFN 2025/12.
De Staatssecretaris van Financiën heeft op 14 mei 2025 de nota naar aanleiding van het verslag en een nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 naar de Tweede Kamer gestuurd. De staatssecretaris beantwoordt in de nota naar aanleiding van het verslag diverse vragen over het wetsvoorstel. De bewindsman gaat onder meer in op de invulling van het begrip werkelijk rendement en de bewijslast bij het toepassen van de tegenbewijsregeling. Uit de nota van wijziging blijkt onder meer dat de systematiek van vrijstellingen voor groene beleggingen ook zal gaan gelden voor andere vrijstellingen. Voor meer informatie verwijzen wij naar EYFN 2025/21.
Amendementen
De Tweede Kamer heeft één amendement aangenomen. Het amendement beoogt het gebruik van het Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR)-formulier te verplichten bij het leveren van tegenbewijs in box 3, om uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst te voorkomen. De indieners wijzen op de grote belasting op de uitvoering bij ongestructureerde aanlevering door mogelijk honderdduizenden belastingplichtigen. Volgens de indieners verbetert het formulier de werking van de wet en ontlast het de uitvoering. Het recht op tegenbewijs blijft behouden; aanvullende informatie mag binnen zes weken worden aangeleverd. De indieners achten de beperking gerechtvaardigd in het algemeen belang. Het verplichte gebruik van het formulier geldt niet als de gegevens al zijn opgevraagd via de aangifte.
Het amendement met een overgangsfaciliteit voor vastgoedbeleggers is verworpen. Het amendement was vorige week aanleiding om de stemmingen over het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 een paar dagen uit te stellen, omdat enkele vragen over het amendement onvoldoende waren beantwoord. Het amendement stelt een overgangsfaciliteit voor waarmee vastgoedbeleggers hun bezit kunnen overbrengen van box 3 naar box 2 tegen een verlaagd overdrachtsbelastingtarief van 2%. In een Kamerbrief is de staatssecretaris hier vervolgens toch nog eens expliciet op ingegaan. De staatssecretaris ontraadde het amendement, omdat het ongewenst, onuitvoerbaar en ongedekt zou zijn. Volgens de bewindsman is het amendement ongewenst, omdat het gericht is op fiscaalgemotiveerd "box hoppen", wat leidt tot een specifiek voordeel voor vastgoedbeleggers en het risico op staatssteun vergroot. De staatssecretaris merkt op dat de uitvoerbaarheid problematisch is, aangezien de benodigde aanpassingen in de systemen van de Belastingdienst en het notariaat vóór 2027 niet realiseerbaar zijn. Volgens de bewindsman is het amendement bovendien ongedekt. De veronderstelde opbrengsten zijn onzeker, terwijl op termijn een structurele derving van circa € 2 miljard in box 3 wordt verwacht. De gehele Kamerbrief van de staatssecretaris vindt u hier.
Moties
De tweede Kamer heeft naast het wetsvoorstel ook zeven moties aangenomen. In de moties wordt de regering verzocht:
- het onderzoek te starten of en in hoeverre de leegwaarderatio nog actueel is;
- de effecten van de verhoging van het forfaitaire rendement voor overige bezittingen in box 3 op bepaalde groepen belastingplichtigen (zoals particuliere verhuurders, bezitters van tweede of vakantiewoningen, eigenaren van rijksmonumenten en Natuurschoonwet-goederen) in beeld te brengen en mogelijke uitvoerbare alternatieven te onderzoeken die bijdragen aan een evenwichtige belastingheffing;
- het informatievoorzienings(IV)-portfolio van de Belastingdienst zodanig te prioriteren dat invoering van het box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement per 1 januari 2028 wordt gerealiseerd, alles op alles te zetten om de voortgang van IT-projecten bij de Belastingdienst te versnellen en de Kamer blijvend te informeren over de voortgang en eventuele knelpunten;
- jaarlijks een integrale impactanalyse op te stellen en deze uiterlijk bij het Belastingplan aan de Tweede Kamer te sturen, met daarin een overzicht van het gebruik van de regeling, de effecten voor burgers en uitvoering en de realisatie van de regeling;
- de onrechtvaardige herverdelen van geld van werkende mensen naar mensen met de grootste vermogens bij het komende Belastingplan zo veel mogelijk te herstellen;
- vóór het zomerreces een brief naar de Kamer te sturen, waarin de mogelijkheid is uitgewerkt om bij de invoering van het nieuwe stelsel van box 3 op basis van werkelijk rendement de vooraf ingevulde aangifte initieel en tijdelijk los te laten, en waarin staat hoeveel sneller het stelsel in dat geval kan worden ingevoerd;
- te bezien hoe de (fiscale) positie van rijksmonumenten verbeterd kan worden.
Behandeling wetsvoorstel Eerste Kamer
Het wetsvoorstel wordt nu in behandeling genomen door de Eerste Kamer. De staatssecretaris heeft in een brief aan de Eerste Kamer verzocht om een spoedige behandeling van het wetsvoorstel. De bewindsman legt uit dat de Belastingdienst op basis van de arresten van de Hoge Raad op dit moment al verplicht is om belastingplichtigen de gelegenheid te geven om hun werkelijk rendement aannemelijk te maken. Daarom is de planning om het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement vanaf juli 2025 open te stellen. De staatssecretaris geeft aan dat het wenselijk is dat er op dat moment een wettelijke basis is, waarin ook de vraagstukken worden verduidelijkt waar de Hoge Raad zich niet over heeft uitgelaten. De gehele Kamerbrief aan de Eerste Kamer vindt u hier.