Een spel op zich
Om daar een indruk van te krijgen: in 1990 was de hypothecaire schuld zo’n twintig procent van het bruto nationaal product, een cijfer dat nu op meer dan honderd procent ligt. Ondertussen kwam er in de jaren tachtig een flinke deregulering in de financiële sector op gang. Mede daardoor werd bankieren een spel op zichzelf: naast de klassieke financiering van bankbalansen die met de verheffing van het volk samenhing (spaargelden), kwamen er ook steeds meer activiteiten op en funding van de financiële markten, maar ook interbancaire activiteiten. Daarmee ontstond een levendige en creatieve handel in derivaten om risico’s te verpakken, te beheersen en te verspreiden.
Tegelijkertijd hielden banken veel minder eigen vermogen aan als buffer. Op zich was dat begrijpelijk: hypothecaire financiering is nu eenmaal minder risicovol dan een lening aan een ondernemer. Beleidsmakers dachten destijds bijna unaniem dat de risico’s beheersbaar waren, juist ook vanwege die derivaten en de verhuizing van risico’s naar buiten de bankbalans. Maar dat bleek anders te zijn. In 2008 kwamen de risico’s via de derivaten en securitisatie vooral terecht bij de meest naïeve partijen, en soms waren dat weer de banken zelf. De destructieve afloop is bekend.
Opnieuw blind?
Kan het dat we 25 jaar later opnieuw blind zijn voor systeemrisico’s? Voor het antwoord moeten we vooral beseffen dat banken nu niet langer het financiële systeem zijn (zoals in 2008), maar steeds meer slechts een onderdeel vormen van dat systeem. In zekere zin worden ze een backoffice van het financiële stelsel, zie de druk op compliance en witwascontroles. Een radertje. Banken zelf zijn veel minder dan vroeger in staat en bereid om risico’s te nemen, vooral omdat het toezicht – en daarmee ook de liquiditeits-, compliance- en kapitaaleisen – in de afgelopen decennia zijn aangescherpt. Maar partijen die onder andere toezichtregimes vallen, zoals hedgefunds, kunnen onverwachts wel degelijk grote risico’s in zich hebben.
Grotere rol in geldcreatie
Minstens even belangrijk is dat de rol van banken voor een deel wordt overgenomen door andere partijen. Dit komt door de groeiende rol van digitale technologie, zoals Big Tech die het klantcontact steeds meer overneemt van banken. Via hun digitale platforms kunnen de ‘Amazons’ van deze wereld een veelheid aan diensten rechtstreeks aanbieden, en zo raken banken hun directe klantcontact steeds meer kwijt. Of neem FinTech-partijen, die het betalingsverkeer gebruiksvriendelijk maken en – door slim gebruik te maken van data – waardevolle diensten aan consumenten bieden.
Nieuwe concurrent
En laten we de opkomst van crypto niet vergeten. Niet zozeer de ‘casinovariant’, zoals de Bitcoin, maar Central Bank Digital Currencies (CBDC’s), de digitale valuta die centrale banken kunnen uitgeven. Weinig mensen buiten de financiële sector weten dat 96 procent van de geldcreatie nu plaatsvindt bij commerciële banken. Met de komst van CBDC kan dat rap veranderen. CBDC zou een alternatief kunnen zijn voor cash, maar is digitaal en bovendien een directe concurrent voor een deposito bij een bank. Een van de drivers daarvan is de angst voor puur private alternatieven (het oorspronkelijke Libra-initiatief van Facebook, dat nu Diem heet). Bij anderen speelt de wens om de afhankelijkheid van commerciële banken te verminderen en de centrale banken een grotere rol te geven in geldcreatie.
Steeds marginaler
Kijk je door je oogharen naar deze ontwikkelingen, dan zie je hoe de rol van de bank dreigt te marginaliseren. De bank is anno 2023 onderdeel van het financiële systeem, maar niet meer dan dat. Voor toezichthouders is het belangrijk om naar het systeem als geheel te kijken. Precies daarom is het toezicht de laatste decennia omgebouwd van microprudentieel naar macroprudentieel. Een goede ontwikkeling, maar in een steeds verder fragmenterend financieel stelsel is dat wel uitdagend. Het is al lastig genoeg om banken collectief in de hand te houden, maar de lat wordt door de fragmentatie een stuk hoger gelegd.