Nieuw kabinet krijgt volle fiscale agenda

Lokale contactpersoon

Frank Elsweier

Toon resources

  • Uitbreiding economisch steun- en herstelpakket (pdf)

    Download 160 KB

“Het is aan het volgende kabinet daar een besluit over te nemen.” Een zin die die afgelopen maanden regelmatig voorbij kwam in met name de stukken over de voortgang van het Belastingpakket 2022 en antwoorden van de Staatssecretaris van Financiën op Kamervragen.

Het is aan de ene kant natuurlijk logisch dat de staatssecretaris openstaande punten aan het volgende kabinet overlaat. Maar omdat het kabinet al maandenlang demissionair is en daarom in principe alleen lopende fiscale zaken afhandelt, is de stapel met fiscale vraagstukken en dossiers wel erg groot geworden.

Bijgaand volgt een overzicht van fiscale punten die het “oude” kabinet heeft overgelaten aan het nieuwe kabinet. Hieruit blijkt dat de nieuwe regering een volle fiscale agenda krijgt met enkele lastige fiscale dossiers.

Aangekondigde en lopende fiscale wetsvoorstellen

De volgende fiscale wetsvoorstellen zijn aangekondigd of liggen op dit moment bij de Tweede Kamer.

  • Wetsvoorstel Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap
    De staatssecretaris heeft verzocht de behandeling van het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap in de Tweede Kamer voorlopig aan te houden. Het wetsvoorstel heeft betrekking op het vermogen in box 2 van de inkomstenbelasting en moet volgens de staatssecretaris worden gezien binnen de context van de bredere discussie over de fiscale behandeling van vermogen. De staatssecretaris is van mening dat om deze discussie goed te kunnen voeren, het vermogen dat in box 2 wordt belast in onderlinge samenhang moet worden bekeken met het vermogen dat in box 1 of box 3 wordt belast. Het is volgens de bewindsman wenselijk om het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap te betrekken bij deze bredere discussie.

  • Wet aanpassing fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen
    In het conceptwetsvoorstel Wet aanpassing fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen is voorgesteld om de zelfstandige vennootschapsbelastingplicht voor de open cv te laten vervallen. Dit heeft tot gevolg dat alle bestaande open cv’s als fiscaal transparant worden aangemerkt. De voorgenomen aanpassingen van het fiscale kwalificatiebeleid van (buitenlandse) rechtsvormen waren aanvankelijk voorzien om onderdeel uit te maken van het pakket Belastingplan 2022 met een beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2022. Gezien de vele inhoudelijke reacties tijdens de recent afgesloten internetconsultatie heeft de staatssecretaris besloten hiervan af te wijken, om te bezien waar en in hoeverre recht kan worden gedaan aan de tijdens de internetconsultatie geuite zorgen. De verwachting is dat het wetsvoorstel daarom in de winter 2022 als afzonderlijk wetsvoorstel zal worden aangeboden aan de Tweede Kamer.

  • Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten
    De Tweede Kamer heeft in november 2021 niet gestemd over het wetsvoorstel Aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten. De Staatssecretaris van Financiën had hierom gevraagd. In het wetsvoorstel wordt het heffingsmoment voor de loonbelasting van uitoefening van een aandelenoptierecht verschoven naar het moment waarop de bij uitoefening van het aandelenoptierecht verkregen aandelen verhandelbaar zijn. De staatssecretaris heeft op twee punten twijfels over het wetsvoorstel. Het eerste punt betreft de uitvoeringslasten. Op de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel is veel kritiek geuit, niet alleen vanuit de samenleving maar vooral ook vanuit de Raad van State. Het tweede punt is dat het wetsvoorstel te ruimhartig zou zijn voor grote bedrijven, terwijl het daarvoor niet bedoeld is (meer voor start-ups en scale-ups). De bewindsman wil nader onderzoek doen.

  • Wetsvoorstel Wet delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen
    De Tweede Kamer heeft in november 2021 ook niet gestemd over het wetsvoorstel Wet delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen. Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld een juridische grondslag te regelen om de schrijnende gevolgen van onterecht handelen van de Belastingdienst op te lossen of op zijn minst te verzachten.

  • Wet delegatiebepalingen hersteloperatie toeslagen
    Dit wetsvoorstel roept specifieke grondslagen in het leven op basis waarvan in een algemene maatregel van bestuur (AMvB) aanvullende regelingen kunnen worden opgenomen in het kader van de hersteloperatie toeslagen. Het gaat hierbij om regelingen voor kinderen en voor ex-partners die getroffen zijn door de problemen rondom de kinderopvangtoeslag en om een regeling voor gedupeerden van de problemen rondom de uitvoering van de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Het voorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer.

  • Initiatiefwetsvoorstel Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting
    Het Tweede Kamerlid Van der Lee (GroenLinks) heeft in december 2021 een vierde nota van wijziging ingediend bij het initiatiefwetsvoorstel Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting. Dit wetsvoorstel introduceert de mogelijkheid om dividendbelasting te heffen bij de verplaatsing van een vennootschap naar het buitenland. De voorgestelde exitheffing dividendbelasting wordt op een aantal punten aangepast en aangevuld met een maatregel in geval van zetelverplaatsing. De plenaire behandeling van dit initiatiefvoorstel in de Tweede Kamer staat voorlopig geagendeerd voor week 2 van 2022.

Belastingstelsel

  • Vereenvoudiging belastingstelsel
    De staatssecretaris is gevraagd op welke wijze invulling is gegeven aan het vaak gedeelde voornemen om het belastingstelsel te vereenvoudigen. De staatssecretaris wijst er op dat het doorvoeren van vereenvoudigingen in het stelsel vaak fundamentele keuzes vereist. De staatssecretaris is van mening dat het maken van dergelijke keuzes niet past bij de huidige demissionaire status van dit kabinet. De bewindsman wijst er op dat het kabinet wel vorig jaar het rapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel heeft opgeleverd, met als doel om uitgewerkte beleidsopties voor verbeteringen en vereenvoudigingen op te leveren voor een volgend kabinet. Het is aan een volgend kabinet om hier keuzes in te maken.

  • Knelpunten in het belastingstelsel
    De staatssecretaris is in algemene zin het ermee eens dat er knelpunten kunnen optreden in het huidige belastingstelsel. Dit is volgens hem vaak een uitvloeisel van afwegingen die tussen verschillende doelstellingen van het belastingstelsel moeten worden gemaakt. Zo is het systeem er op gericht om naast het ophalen van voldoende inkomsten bijvoorbeeld de negatieve effecten van belastingheffing op arbeidsparticipatie te beperken en tegelijkertijd eenvoudig en goed uitvoerbaar te blijven. De verschillende doelstellingen liggen niet altijd in elkaars verlengde. In de ambtelijke verkenning ‘Bouwstenen voor een beter belastingstelsel’ worden verschillende knelpunten geduid die in het huidige belastingstelsel optreden en beleidsopties voor een volgend kabinet geschetst om deze knelpunten weg te nemen.

Werk en inkomen

  • Verzilveren heffingskortingen
    Het is binnen de huidige systematiek in beginsel niet mogelijk om heffingskortingen die niet verzilverd kunnen worden (omdat er niet voldoende verschuldigde belasting is waarmee de heffingskorting kan worden verrekend) uit te betalen. Het niet kunnen verzilveren van heffingskortingen door bepaalde groepen mensen is volgens de staatssecretaris een bekend gegeven dat wordt meegewogen in de algehele koopkrachtbesluitvorming. Wel herkent het kabinet zich volgens de bewindsman in de moeilijkheid dat het herverdelen via het belastingstelsel tegen de grenzen aanloopt. Dit wordt bijvoorbeeld ook geconstateerd door de Commissie Draagkracht. De commissie schetst ook alternatieven. De staatssecretaris geeft aan dat het aan een volgend kabinet is om hier keuzes over te maken.

  • Marginale belastingdruk bij werknemers
    In september 2019 heeft het kabinet onderzoek gedaan naar de marginale belastingdruk bij werknemers en opties in beeld gebracht om deze te verlagen. In dit onderzoek is de marginale druk van meer – uren - werken in beeld gebracht. De marginale druk van een halve dag meer werken is vooral relevant voor tweeverdieners en alleenstaanden met kinderen. Het onderzoek concludeert volgens de staatssecretaris dat er geen makkelijke opties zijn om de marginale druk te verlagen. Marginale druk staat volgens de bewindsman namelijk niet op zichzelf. Nederland kent een relatief hoog bestaansminimum. De staatssecretaris wijst er op dat om dit betaalbaar te houden, de inkomensondersteuning afbouwt. Door het afbouwen van inkomensondersteuning stijgt de marginale druk. De marginale druk kan niet worden verlaagd zonder dat meer geld beschikbaar wordt gesteld of zonder dat het leidt tot negatieve inkomenseffecten aan de onderkant van het
    inkomensgebouw. Dit vraagt volgens de staatssecretaris fundamentele keuzes die aan het volgende kabinet zijn.

  • Arbeidskorting
    Volgens de staatssecretaris heeft het kabinet met de Miljoenennota en het Belastingplan 2022 de koopkracht van eenverdieners ondersteund door bijvoorbeeld de arbeidskorting langzamer af te bouwen. Hiermee is het kabinet van mening dat er voor de huidige kabinetsperiode een evenwichtig koopkrachtbeeld ligt. Voor de periode na de kabinetsperiode zal een volgend kabinet een nieuwe afweging moeten maken. Om deze afweging zoveel mogelijk te ondersteunen heeft het kabinet met de Commissie Draagkracht gezorgd dat zowel de analyse als mogelijke beleidsopties uitgewerkt zijn.

  • Verhogen minimumloon
    De staatssecretaris is gevraagd waarom het kabinet er niet voor heeft gekozen het minimumloon te verhogen, terwijl dit een breed gedragen wens uit de Kamer en de samenleving zou zijn. De staatssecretaris geeft aan dat het verhogen van het minimumloon een keuze is die om een fundamentele afweging van het inkomensbeleid en de arbeidsmarkt vraagt. De staatssecretaris laat weten dat het kabinet daarom van mening is dat dit een afweging voor een volgend kabinet is.

  • Afschaffen afbouw van heffingskortingen
    In het belastingstelsel zit een afbouw van de heffingskortingen om te zorgen voor een evenwichtig lastenbeeld tussen verschillende groepen. Zo zorgt de afbouw ervoor dat gericht lage inkomens kunnen worden ondersteund. Bij de precieze afbouw zijn ook de effecten op de marginale druk in overweging meegenomen. Het afschaffen van de afbouw in combinatie met meer tariefschijven, met hogere tarieven voor de hoogste schijven, zou het inderdaad makkelijker kunnen maken voor belastingplichtigen om inzichtelijk te krijgen wat de consequenties zijn van veranderingen in hun inkomen. De staatssecretaris wijst er op dat in het rapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel hiervoor opties zijn geschetst voor een volgend kabinet.

  • Hybride werken na corona
    De staatssecretaris is gevraagd of is overwogen om de toename van het thuiswerken aan te grijpen om het belastingstelsel eenvoudiger te maken door regelingen te schrappen in ruil voor een lagere inkomstenbelasting. De staatssecretaris geeft aan dat het kabinet die overweging niet heeft gemaakt. Het kabinet onderkent het belang van vereenvoudiging voor burgers en uitvoering. Het streven naar een eenvoudiger belastingstelsel staat echter in beginsel los van de toename van het thuiswerken. Mede omdat vereenvoudiging vaak gepaard gaat met herverdelingseffecten is het aan een volgend kabinet om hier voorstellen voor te doen.

  • Globaal evenwicht
    Een grote herziening van het belastingstelsel is volgens de staatssecretaris niet per se nodig om het verschil in belastingdruk tussen ondernemers in de inkomstenbelasting, resultaatgenieters, werknemers en dga’s met hun bv te verminderen en daarmee meer neutraliteit in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting te bewerkstelligen. In de Kamerbrief in reactie op de motie van de leden Essers (CDA) en Geerdink (VVD) c.s. wordt hier door de staatssecretaris nader op ingegaan. Er zijn verschillende beleidsopties in kaart gebracht op basis van de rapporten Brede Maatschappelijke Heroverwegingen, Bouwstenen voor een beter belastingstelsel en Commissie Regulering van Werk (Commissie-Borstlap). De staatssecretaris is van mening dat met het oog op de demissionaire status van het huidige kabinet en de formatie, het aan een volgend kabinet is om op dit punt keuzes te maken.

  • Werken als zelfstandige
    Minister Koolmees van SZW en staatssecretaris Vijlbrief hebben de zevende voorgangsbrief "Werken als zelfstandige" en de voortgangsrapportage toezicht arbeidsrelaties naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin worden onder meer de resultaten van de pilot van de Webmodule Beoordeling Arbeidsrelatie gedeeld en wordt aandacht besteed aan de vraag welk vervolg zal worden gegeven. Een volgend kabinet zal moeten besluiten of (een vorm van) de webmodule wordt ingevoerd en wat de status van de uitkomst is (wel of geen juridische zekerheid).

  • Scholingsaftrek en STAP
    De staatssecretaris is gevraagd over de mogelijkheid om in de toekomst het STAP-budget te kunnen inzetten voor specifieke doelen of doelgroepen. De bewindsman laat weten dat het kabinet eerder al heeft besloten dat bij de eerste openstelling het STAP-budget voor iedereen tussen de 18 jaar en pensioengerechtigde leeftijd in gelijke mate beschikbaar komt. Omdat het STAP-budget de fiscale aftrek scholingskosten vervangt die ook voor iedereen toegankelijk is, ligt het volgens hem niet voor de hand om de beschikbare middelen gericht in te zetten. Wel wordt het op den duur mogelijk om een gedeelte van de bestaande of aanvullende middelen via een compartiment gericht in te zetten voor een specifieke doelgroep die extra ondersteuning kan gebruiken. De besluitvorming over de gerichte inzet van het STAP-budget is volgens de staatssecretaris aan het volgende kabinet.

  • Stimuleren arbeidsparticipatie
    De staatssecretaris laat weten dat het kabinet van mening is dat de balans tussen arbeidsparticipatie en eenverdieners tijdens deze kabinetsperiode niet doorslaat. De bewindsman legt uit dat eenverdieners fiscaal nadeel ondervinden van de keuze om niet allebei te gaan werken een gevolg is van onder andere de wens om arbeidsparticipatie te stimuleren. Het kabinet ziet wel dat de instrumenten om arbeidsparticipatie te stimuleren tegen de grenzen aanlopen. Dit is volgens de staatssecretaris één van de aspecten die het volgende kabinet zal moeten meenemen indien er de wens is om arbeidsparticipatie verder te stimuleren.

  • Fiscalisering AOW
    De staatssecretaris geeft aan dat nu niet wordt besloten tot een verdere fiscalisering van de AOW. Dit is één van de beleidsopties die de Commissie Draagkracht heeft gepresenteerd om de fiscale behandeling van gepensioneerden en niet-gepensioneerden meer gelijk te trekken. Het is aan een volgend kabinet om te wegen of een dergelijke beleidsoptie wenselijk is.

Woningmarkt

  • Overdrachtsbelasting
    Bij de evaluatie van de Wet differentiatie overdrachtsbelasting, die in 2024 zal plaatsvinden en waarvan de resultaten in 2025 verwacht worden, zal niet alleen de doeltreffendheid worden beoordeeld. Ook de doelmatigheid zal worden onderzocht. Zowel de doeltreffendheid als de doelmatigheid zijn aspecten die naar aanleiding van de evaluatie door het volgende kabinet beleidsmatig opnieuw kunnen worden gewogen.

  • Eigenwoningregeling
    Het wegnemen van de complexiteit van de eigenwoningregeling als geheel vraagt volgens de staatssecretaris om meer ingrijpende maatregelen binnen deze regeling, die gezien de demissionaire status van het kabinet op dit moment niet aan de orde zijn. De bewindsman geeft aan dat, zoals ook in de kabinetsreactie op de evaluaties eigen woning is aangegeven, dit aan een volgend kabinet is. Dat geldt ook voor een bredere visie op de woningmarkt.

Particulieren

  • Herziening box 2-systeem
    Ten aanzien van een herziening van het box 2-systeem (inkomsten uit aanmerkelijk belang) en de conclusies uit het (ambtelijk) rapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel, geldt dat het aan een volgend kabinet is om daarover een besluit te nemen.

  • Box 3-heffing op basis van werkelijk rendement
    De staatssecretaris is gevraagd of het kabinet geen snelle oplossingen ziet om in ieder geval voor spaarders het werkelijke rendement te belasten gezien de onderzoeken waaruit zou blijken dat dit goed uitvoerbaar is. De staatssecretaris geeft aan dat het kabinet zich zeer bewust is van en de breed gedragen wens deelt om het huidige box 3-stelsel aan te passen. Het kabinet voelt ook zeker de urgentie om hier snel stappen in te zetten en daarom wordt volgens de staatssecretaris momenteel hard gewerkt aan een stelsel naar werkelijk rendement, waarbij ook zeker naar de positie van spaarders wordt gekeken. De contouren van dit stelsel zal het kabinet voor het einde van 2021 naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Uiteraard is het aan het volgend kabinet en niet aan het huidige demissionaire kabinet, om hier knopen over door te hakken, aldus de staatssecretaris.

  • Wet excessief lenen
    De staatssecretaris heeft verzocht de behandeling van het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap in de Tweede Kamer voorlopig aan te houden. Het is volgens de bewindsman wenselijk om het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap te betrekken bij de bredere discussie over box 1, box 2 en box 3. Zie hierboven onder de aangekondigde en lopende fiscale wetsvoorstellen.

  • Schenkingsvrijstelling eigen woning (jubelton)
    SEO heeft in een evaluatie geconcludeerd dat de schenkingsvrijstelling eigen woning minder doeltreffend en doelmatig is dan ander beleid om de hypotheekschuld te verlagen en de problematiek van woningen die “onder water staan” te beperken. Uit de evaluatie blijkt volgens de staatssecretaris daarnaast dat een deel van de ontvangers de schenking gebruikt om een duurdere woning te kopen, maar dat het gebruik van de schenkingsvrijstelling te beperkt is voor een meetbaar effect op woningprijzen. Ook blijkt uit de evaluatie dat een deel van de starters die een schenking ontvangt, een woning koopt die zij niet hadden kunnen kopen zonder de schenking. Gezien de demissionaire status van het kabinet wordt nu niet besloten over eventuele aanpassing van de regeling. De staatssecretaris geeft aan dat het aan een volgend kabinet is om hierover te beslissen en het evaluatierapport van een kabinetsreactie te voorzien.

  • Bedrijfsopvolgingsregeling
    In het rapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel zijn met het oog op een betere effectiviteit en doelmatigheid diverse beleidsopties voor de bedrijfsopvolgingsregeling gepresenteerd. Verder wordt de bedrijfsopvolgingsregeling op dit moment in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het ministerie van Financiën naast andere fiscale regelingen rondom bedrijfsopvolging en bedrijfsoverdracht geëvalueerd. Deze evaluatie vindt plaats in het kader van de regeling periodiek Evaluatieonderzoek. Afronding van de evaluatie staat gepland in het eerste kwartaal van 2022. Met het gereedkomen van de evaluatie kunnen mogelijk doelmatiger beleidsopties worden geformuleerd.

  • Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s)
    Naar aanleiding van eerdere vragen vanuit de Tweede Kamer over ongewenst gedrag door ANBI’s, heeft de staatssecretaris een commissie ingesteld die zal kijken naar de definitie van algemeen nut in relatie tot de grenzen voor ANBI’s. De vraag aan de commissie van deskundigen is om vanuit de verschillende visies en deskundigheden te beoordelen welke mogelijkheden er zijn, al dan niet door aanpassing van ANBI-regelgeving, om het algemeen nut karakter beter tot uitdrukking te laten komen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de uitvoerbaarheid door de Belastingdienst en de ANBI’s. Daarnaast is gevraagd hoe zij aankijken tegen het risico op witwaspraktijken via ANBI’s. Het streven is dat de commissie uiterlijk in maart 2022 haar bevindingen oplevert.

Ondernemingen

  • Opsplitsen van bedrijven en VPB-tarief
    In het Belastingplan 2021 is de schijfgrens tussen het lage tarief (15%) en het hoge tarief (25% in 2021 en 25,8% in 2022) in de vennootschapsbelasting verhoogd van € 245.000 in 2021 naar € 395.000 per 2022. Door activiteiten te spreiden over meerdere vennootschappen, kan per vennootschap gebruik worden gemaakt van dit tariefvoordeel. Op dit moment valt volgens de staatssecretaris nog niet goed aan te geven of en in hoeverre belastingplichtigen gebruik zullen maken van de mogelijkheid die zij hebben om activiteiten te spreiden over meerdere vennootschappen vanwege deze verhoging. Bij de afweging om activiteiten op deze wijze te spreiden zijn volgens de bewindsman verschillende overwegingen van belang. De staatssecretaris geeft aan dat conform een ingediende motie zal worden gemonitord of en op welke schaal en wijze bedrijven opsplitsen teneinde gebruik te maken van de verhoging van de schijfgrens in de vennootschapsbelasting en, als de monitoring hiertoe aanleiding geeft, kan worden bezien of er aanleiding is om wettelijke maatregelen te nemen die ongewenste fragmentatie bestrijden. De staatssecretaris geeft aan dat bij dergelijke maatregelen zowel kan worden gedacht aan het mitigeren van de prikkel door het terugdraaien van de verhoging van de schijfgrens als aan het opnemen van een mogelijke specifieke bepaling. De staatssecretaris wijst er op dat indien in de toekomst voor de introductie van een dergelijke bepaling zou worden gekozen, - naast de complexiteit – ook aandacht zal moeten worden besteed aan de vormgeving, uitvoerbaarheid, inpasbaarheid en budgettaire gevolgen. Het kost volgens de bewindsman echter tijd om een goed inzicht te verkrijgen in deze problematiek. De conclusies zullen naar verwachting in de loop van volgend jaar kunnen worden gedeeld. Het is aan een volgend kabinet om een besluit te nemen of en welke maatregelen noodzakelijk zijn.

  • Fiscale eenheid (nieuwe groepsregeling)
    De staatssecretaris geeft in een hoofdlijnenbrief een schets van de beoogde toekomstige groepsregeling als vervanging van de huidige fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting. Daaruit blijkt de voorkeur voor een regeling die specifiek ziet op verliesoverdracht of resultaatoverdracht. Als wordt gekozen voor het afschaffen van de huidige regeling van de fiscale eenheid gevolgd door de introductie van een nieuwe groepsregeling is dat, volgens de staatssecretaris, een omvangrijk, ingrijpend en zeer complex wetgevingstraject dat niet van de ene op de andere dag is te realiseren. Het zal een paar jaar duren (naar schatting minimaal vijf jaar) om een goed doordacht en goed werkend groepsregime te ontwerpen en te implementeren. Gezien de demissionaire status van het kabinet, zullen de verdere voortgang en gedachtewisselingen over het vervolg van de toekomst van de fiscale eenheid aan een volgend kabinet zijn, aldus de staatssecretaris.

  • Doorstroomvennootschappen
    De staatssecretaris geeft aan dat het aanpakken van belastingontwijking en doorstroomvennootschappen zonder reële economische bijdrage een belangrijk speerpunt van dit kabinet is. In lijn met het advies van de Commissie Doorstroomvennootschappen toont Nederland volgens de staatssecretaris in internationale gremia momenteel een proactieve houding om verdere stappen te zetten in de herziening van het internationale belastingsysteem. Het is aan een volgend kabinet om de aanbevelingen van de commissie te beoordelen en eventueel om te zetten in beleid.

  • Goed ondernemingsklimaat
    Een aantrekkelijk fiscaal stelsel is ook onderdeel van een goed ondernemingsklimaat. Met name de vennootschapsbelasting kan een belangrijke factor zijn voor de investeringsbeslissing van een ondernemer. Het gewogen gemiddelde winstbelastingtarief in de Europese Unie is 25,7% in 2021, waarmee het hoge tarief in de Nederlandse vennootschapsbelasting rond het Europese gemiddelde ligt. Het lage tarief in de Nederlandse vennootschapsbelasting ligt  aanzienlijk lager dan het EU-gemiddelde. Dit lage tarief ligt sinds 2021 op 15% en vanaf 2022 zal dit tarief gelden voor winsten tot en met € 395.000. De staatssecretaris wijst er op dat dit zorgt voor een extra impuls voor met name het midden- en kleinbedrijf. Nederland heeft zich daarnaast, volgens de staatssecretaris, steeds voorstander getoond van internationale afspraken over een herziening van het internationale belastingsysteem en zich hier actief voor ingezet. De staatssecretaris merkt verder op dat het kabinet naar aanleiding van de motie Lodders beleidsopties heeft geïnventariseerd om investeringen aan te jagen en ondernemerschap en innovatie te versterken. Het daaruit volgende rapport bevat volgens de staatssecretaris zowel fiscale als niet-fiscale voorstellen. Het is aan een volgend kabinet om deze voorstellen te wegen.

  • Constructievormen, knelpunten vastgoed
    D66 heeft een aanvalsplan opgesteld tegen belastingontwijking. Dit plan bevat een drietal constructievormen en knelpunten die betrekking hebben op het onbelast blijven van winsten die met vastgoed worden behaald. Het gaat hierbij specifiek om fiscale beleggingsinstellingen (fbi), om zogenoemde vastgoedbeleggingsvennootschappen en om mismatches met beperkt belastingplichtigen. De staatssecretaris wijst er op dat op dit moment al enkele oplossingsrichtingen zijn geschetst. In het syntheserapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel wordt bijvoorbeeld een mogelijkheid geschetst om vastgoed in bepaalde situaties alsnog te belasten. In de ombuigings- en intensiveringslijst is een maatregel opgenomen waarbij de fbi niet meer direct in vastgoed mag beleggen. Naast de geschetste oplossingsrichtingen vindt eind 2021 de evaluatie plaats van het regime voor de fbi. Hierin zal ook aandacht besteed worden aan de heffing over vastgoed bij een fbi. Tot slot onderzoekt de staatssecretaris op dit moment ook of er meer signalen op het gebied van vastgoed nader moeten worden bezien in het kader van constructievormen en knelpunten. Het lijkt hem goed dat ook een volgend kabinet integraal kijkt naar de belastingheffing over vastgoed en hier in ieder geval de voorgaande elementen bij betrekt.

  • Beleggingsinstellingen
    De aanbesteding van het evaluatieonderzoek naar het regime voor de fiscale beleggingsinstellingen (fbi) en de vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) is afgerond en het onderzoek zal in oktober 2021 starten. De uitkomsten van deze evaluatie worden volgens de staatssecretaris verwacht in het eerste kwartaal van 2022. Afhankelijk van de bevindingen van de evaluatie is het aan een volgend kabinet om in een breder kader beleidskeuzes te maken. Dan zal volgens de bewindsman ook moeten worden gekeken welke specifieke maatregelen mogelijk en haalbaar zijn.

  • Woningcorporaties en verhuurderheffing
    De staatssecretaris benadrukt dat de oploop van de verhuurderheffing door de WOZ-stijging een probleem is voor de sector. De bewindsman heeft in de rapportage opgaven en middelen een mogelijke oplossing geschetst voor dit probleem. Omdat het een negatief effect heeft op het investeringsvermogen van de woningcorporaties, zou een jaarlijkse tariefaanpassing gedaan kunnen worden. Dit heeft volgens de staatssecretaris budgettaire effecten. Om die reden wordt het overgelaten aan het volgende kabinet.
    Op vragen waarom er niet voor is gekozen om de verhuurderheffing significant te verminderen of per saldo af te schaffen, in plaats van een beperkte verlaging antwoordt de staatssecretaris eveneens dat in verband met de grote budgettaire gevolgen van dergelijke maatregelen het aan een volgend kabinet is om hierover een besluit te nemen.

  • Afschaffen trustsector
    Naast maatregelen tegen de illegale dienstverlening is een algeheel onderzoek aangekondigd naar de toekomst van de trustsector in Nederland. De centrale vraag hierbij is of trustkantoren in staat zijn om de integriteitrisico’s te beheersen bij hun dienstverlening. Daarbij wordt ook gekeken naar de financieel-economische en maatschappelijke meerwaarde van deze sector in Nederland. De staatssecretaris geeft aan dat het aan een volgend kabinet is om tot besluitvorming te komen aan de hand van het onderzoek naar de toekomst van de trustsector.

  • Nederlands EU herstel plan
    Nederland kan aanspraak maken op een bedrag van € 5,96 miljard uit het EU-coronaherstelfonds, de zogeheten Recovery and Resilience Facility (RRF). Dit fonds helpt landen te herstellen van de coronacrisis en vergroot hun weerbaarheid en groeivermogen. Dat Nederland nog geen plan heeft ingediend, heeft te maken met de demissionaire status van het kabinet. Belangrijke keuzes over het Nederlandse coronaherstelplan zijn aan een nieuw kabinet en worden aan de formatietafel besproken.

Klimaat, vergroening, autobelastingen

  • Energiebelasting en fiscale vergroening
    De staatssecretaris wijst er op dat het kabinet het belang van fiscale vergroening onderschrijft en hier de afgelopen paar jaar ook diverse stappen in heeft gezet. Daarnaast heeft het kabinet ter voorbereiding op de formatie in het rapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel verdere opties voor fiscale vergroening uitgewerkt. De energiebelastingen zijn hiervoor een belangrijk instrument.

    Op dit moment wordt gekeken naar verschillende vrijstellingen in de energiebelasting.

    De Europese Commissie heeft in het kader van de Green Deal voorstellen gedaan om de Europese richtlijn voor de energiebelasting te herzien, waarbij ook wordt gekeken naar het verbreden van de grondslag en het beperken van het aantal vrijstellingen. Nederland is voorstander van een gecoördineerde Europese aanpak op dit punt. In Europees verband zet de staatssecretaris zich actief in om de Europese richtlijn voor de energiebelasting te vergroenen. Besluitvorming over aanvullende nationale stappen is aan een volgend kabinet.

  • Milieu-investeringsaftrek
    De recente aanpassingen aan de milieu-investeringsaftrek (MIA) staan niet op zichzelf, maar zijn onderdeel van een breder klimaatpakket waarover het kabinet in de zomer van 2021 besloten heeft. Het gaat volgens de staatssecretaris hierbij onder andere ook om extra isolatie van woningen en de aanleg van energie-infrastructuur. De klimaatopgave blijft onverminderd groot en ook de komende jaren zal volgens de bewindsman extra beleid nodig zijn. Besluitvorming hierover en in hoeverre op termijn ook een verdere aanpassing van de MIA nodig is, is aan een volgend kabinet.

  • Planbureau voor de Leefomgeving
    Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft op 24 september 2021 een rapport getiteld ‘Nederland Fit for 55?’ gepubliceerd. Het rapport geeft een eerste algemene inschatting van de mogelijke gevolgen van het Europese Fit-for-55 pakket voor het algemene Nederlandse klimaatbeleid en het beleid in diverse sectoren. De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft op 26 oktober 2021 in een Kamerbrief het rapport van een kabinetsreactie voorzien. De inschatting van het PBL is voornamelijk kwalitatief van aard. Op dit moment is het volgens de staatssecretaris niet mogelijk om een exacte doorrekening voor Nederland te maken. Er dient onder meer zicht te komen op de nationale keuzes over de invulling van de nieuwe opgave, die voortvloeit uit het Fit-for-55 pakket. Dit is aan een volgend kabinet.

  • Glastuinbouwsector
    De staatssecretaris legt uit dat de glastuinbouwsector een CO2-sectorsysteem kent als tegenprestatie voor het verlaagd tarief voor aardgas. De opzet hiervan heeft volgens de staatssecretaris echter weinig individuele prikkels voor de tuinders en kent een vertraging in de afhandeling. Om het verbruik van energie te verminderen of verduurzamen met de energiebelasting sterker te bevorderen zou de beprijzing van aardgas ten opzichte van elektriciteit kunnen worden aangepast. Dit zou dan wel moeten worden afgezet tegen de effecten op de andere beleidsdoelen die met de betrokken regelingen worden nagestreefd. Denk bijvoorbeeld aan de concurrentiepositie van de glastuinbouwsector. Keuzes hierin zijn volgens de bewindsman aan een volgend Kabinet.

  • Verduurzamingsmaatregelen
    Een deel van de verduurzamingsmaatregelen, namelijk de kasuitgaven van de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE), wordt gedekt door het heffen van de Opslag Duurzame Energie (ODE) op de energierekening. Er bestaat op dit moment een ex ante koppeling tussen de ODE en de SDE waardoor de ODE-opbrengsten aan het begin van de kabinetsperiode gelijkgesteld worden aan de te verwachten kasuitgaven van de SDE regeling. Een mogelijkheid om de lasten niet op de energierekening terecht te laten komen is het financieren via de algemene middelen. Ontkoppeling neemt de kosten niet weg, de wijze van financiering bepaalt waar deze lasten vervolgens terecht komen en in welke mate deze transparantie biedt over de bijdrage van de eindgebruiker aan de financiering van de energietransitie. In het Interdepartementaal beleidsonderzoek Financiering Energietransitie zijn verschillende beleidsopties uitgewerkt om verduurzamingsmaatregelen te financieren. Het is aan een volgend kabinet om hierin keuzes te maken.

  • Autobelastingen
    De staatssecretaris laat weten dat op termijn een andere vormgeving van de autobelastingen nodig is. Het kabinet heeft daarom ter voorbereiding op de kabinetsformatie in de rapporten Bouwstenen voor een beter belastingstelsel en Keuzewijzer autobelastingen diverse opties uitgewerkt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan invoering van betalen naar gebruik of een gedeeltelijke omvorming van de grondslag in de bpm, zoals een combinatie van cataloguswaarde en CO2-uitstoot. Besluitvorming hierover is aan een volgend kabinet. Keuzes over de invulling van de (fiscale) stimulering van emissievrije auto’s in de periode 2026-2030 zijn volgens de staatssecretaris ook aan een volgend kabinet.